Mijmerijtjes op het Pieterpad
1e en 2e etappe: Pieterburen - Groningen
1. Sprookjeswereld
Voordat ik begin met het Pieterpad, breng ik de nacht door bij De Koningin van Pieterburen. Als ik de witte villa aan de Hoofdweg binnenstap, dansen alle kleuren van de regenboog me zo enthousiast tegemoet dat ik m’n evenwicht even kwijt ben. Creatieve cursussen worden hier gegeven. Een theatergezelschap heeft hier haar thuisbasis en met avantgardistische kostuums, jurken en pruiken; met feeën en kabouters overal, lijkt het hier een sprookjeswereld. ‘Over de top en buiten de werkelijkheid’ oordeel ik veel te snel. Drijf ik met al m’n gedachten, ideeën en concepten niet veel meer een wig tussen mijzelf en het leven? |
2. Oneindigheid
Uitkijkend over het wad, op het einde van de dag, bekruipt me een gevoel van lichte huiver en ontzag. Ik sta hier niet alleen aan de grens van het land – de wereld zelf houdt hier op. Wat is daar achter die uitgestrekte horizon die in zichzelf lijkt te verdwijnen? Wat zal er gebeuren wanneer ik durf te gaan waar geen grond is voor mijn voeten, geen houvast voor mijn vorsende verstand? Kijk naar de einder, kleine mens, en voel het leven zachtjes kloppen. De huivering die je ervaart is die van het grootse weten: wat je buiten ziet is diep in jou. De oneindigheid waarvan je hier niet weg kunt kijken is die van je eigen ziel. |
3. Weidse stilte
In de vroege ochtend volg ik een slingerend pad langs het water. Af en toe klinkt de roep van een grutto of een kievit. Het plotselinge opvliegen van een verschrikte eend is een gebeurtenis. Verder is het stil. Hoe anders is de wereld waarin ik doorgaans leef – met z’n opgeklopte bedrijvigheid van targets en resultaten, z’n opgelegde verplichtingen en betekenissen. Hier in deze weidse stilte hoeft niets anders te zijn dan het is. Alles nodigt uit me er aan over te geven, er stap voor stap in op te gaan. Hier mag ik weer weten dat de gedachte er geen deel van uit te maken, alleen maar een gedachte is. |
4. Meesters van schoonheid
In Winsum loop ik zomaar door de straatjes van Vermeer. Het kost hier weinig moeite de verrukking mee te voelen van de Meesters van de Gouden Eeuw over zoveel eenvoudige en krachtige schoonheid. Met dankbare verwondering moeten ze gekeken hebben naar de grijze wolkenluchten die door de wind en de zon volop leven. Met stille ontroering moeten ze de schittering van het water hebben gezien – ieder ogenblik anders. Met pijnlijke scheppingsdrang moeten ze het warme rood van de bakstenen huizen in zich opgenomen hebben en het leven van de mensen die er woonden geproefd. Hoe maak je dat allemaal zichtbaar op een witgespannen doek? Wanneer ben je klaar voor de eerste streek van je penseel? Met grote aandacht zie ik ze hier kijken. En kijk even met ze mee. |
5. Laatste rustplaats
Even nabij Oostum ligt een kleine, sfeervolle begraafplaats op een wierde, een verhoging op het land. Ik zou er graag een poosje verwijlen maar zie dat twee nabestaanden bezig zijn met het verzorgen van een graf. Het lijkt me een plek waar je je leven met vertrouwen uit handen zou durven geven, waar je vrede zou kunnen hebben met de dood. Wat je was, lost langzaam op in Moeder Aarde, onder een kleine zerk die onbeholpen wat gegevens tracht te bewaren voor een aantal jaren. Je wordt voedsel voor de bomen die zich welven hoog boven je graf en reiken naar de eeuwigheid. |
6. De troost van de engel
Wanneer ik in Groningen langs de Noorderbegraafplaats loop, zie ik tussen de graven een engel staan. Ik ga naar hem toe om te zien wat hij te zeggen heeft. O lieve engel, brenger van blijde boodschappen, wat sta je hier nu stil te treuren over leven dat voorbijging? Het zonlicht legt je pijnlijk medeleven onbarmhartig bloot. De tijd heeft je gezicht verweerd en tal van bressen geslagen in je eeuwige volmaaktheid. Veel troost is er in jouw treuren om vergankelijkheid zoals je je er op deze stille plek ook zelf aan overgeeft. |
7. Station Groningen
In de hal van Centraal Station Groningen, stijg ik langzaam maar zeker op naar de hogere sferen van pure schoonheid. De sereniteit hierboven doet onwerkelijk aan nu ik ontsnapt ben aan de drukte van de stad, het gehaast van reizigers en de dictaten van klokken, dienstmededelingen en tijdschema’s. Hoezeer ik ook onder de indruk kan zijn van moderne constructies van staal, beton, glas en kunststof, deze overdadige en alles behalve efficiënte schoonheid is me lief. Moderne gebouwen laten me vooral zien waartoe wij mensen in staat zijn – hier mag ik proeven van de grootsheid van onze menselijkheid. |
3e etappe: Groningen - Zuidlaren
8. Het Hoornse Diep
Aan de oevers van het Hoornse Diep liggen oude schepen uit te rusten van lange tochten over vele wateren. Ze roepen herinneringen op aan voorbije tijden toen ze nog in de vaart waren. Het kost me weinig moeite me voor te stellen hoe ze kalm en bedaard van wal steken en rustig voorbij tuffen met het geruststellende geplof van hun logge dieselmotoren. Deze oude schepen liggen er als een waarschuwing niet voortijdig voor anker te gaan. Ze wekken het verlangen te zwerven – en dat vooral zonder haast. Op het pad dat wellicht een jaagpad was, passeer ik ze tevreden in het ritme van m’n eigen lijf. |
9. Tuintjes op het water
Een aantal van de boten op het Hoornse Diep is bewoond. Net als de boten zelf appelleert deze manier van wonen aan het verlangen te ontsnappen aan wat er allemaal moet en aan wat nu eenmaal zo hoort. Je woont weliswaar aan de rand van de stad maar weigert de ziel van je vrijheid te verkopen. En krijg je het hier toch te benauwd dan kun je altijd nog je trossen los gooien en koers zetten naar nieuwe bestemmingen. Als Noach ben je gereed om uit te varen en het leven te behoeden, met je geliefden aan boord, je kompas op vertrouwen en je tuintjes op het dek. |
10. De stilte na de stad
Stap voor stap laat ik de drukke stad voor wat ze is. Het alomtegenwoordige geraas van mechanisch kunst- en vliegwerk verstomt. De natuur die tussen al dat haastige beton naar adem snakt, krijgt hier haar rechten terug. De weg die ik volg is niet meer logisch rechttoe rechtaan maar buigt losjes mee met het water naar een einder zonder neonreclame en kantoorgebouwen. Ik wrijf mijn ogen uit en weet me welkom in deze zachte wereld die zich niet opdringt maar o zo levend en krachtig is. |
11. Zachte grond
Na verscheidene kilometers over asfalt en verharde wegen, is het een genot op zachte grond te lopen. Moeder Aarde heet me welkom bij elke stap - masseert vakkundig en belangeloos mijn voeten. Ik zou mijn schoenen hier achter kunnen laten, samen met duizend vragen die er ook niet meer toe doen. Langzaam en weldadig stijgt de milde goedheid op van het koele, poederzachte zand, doortrekt m’n vermoeide spieren, geeft licht en lucht aan mijn gedachten, en wordt tot stille dankbaarheid. |
12 Sporen
Eenvoudig en helder staan de strepen op de boom, boven wit en onder rood. Getrokken met een ruwe kwast, wijzen ze pelgrims de weg – dag aan dag aan dag. Twee simpele, ruwe strepen verbinden Pieterburen met de St. Pietersberg en nog veel verder, over de Alpen, voorbij aan Rome. Je kunt van hier naar bijna overal. Dank aan al die mensen die gratis en voor niks hun stille tekens plaatsten voor al die onbekenden. Zo wordt een mijmerijtje tot een wens en stil gebed: dat de sporen die ik nalaat anderen mogen helpen bij het vinden van hun weg. |
4e etappe: Zuidlaren - Rolde
13. Heel ver weg
‘Beste Jan en Roelie, we zitten in de trein en gaan heel ver weg. Tot ziens jongens. Groeten van pa en ma + jongens Bernard.’ ‘Daarom is ons hart mat; om deze dingen zijn onze ogen duister geworden.’ Klaagliederen 5:17 Zo lees ik op een plaquette op de buitenmuur van de synagoge van Zuidlaren. Het is een stralende dag in mei, de wereld heeft zich extra mooi gemaakt vandaag – maar kan toch dit litteken niet verhullen. In stilte loop ik verder. En in vrijheid. |
14. Berend Botje
Op een rotonde in Zuidlaren heeft Berend Botje met zijn scheepje een plaatsje gekregen. Op zijn sokkel staat de eerste regel van het lied waarvan velen hem kennen. Na de synagoge en de zwaarte van de 2e Wereldoorlog komen me de laatste regels opeens ongemakkelijk voor: ‘De weg was recht, de weg was krom – nooit kwam Berend Botje weerom.’ Maar de mensen hier zijn Berend Botje ondanks zijn mysterieuze verdwijning niet vergeten en zijn aanwezigheid op de rotonde is als een knipoog. Misschien mag hij er een vriendelijk teken van zijn dat onschuldige kinderstemmen toch sterker zijn dan barbarij. |
15. De koekoek
Tijdens m’n eerste tochten op het Pieterpad had ik de verre roep van de koekoek ook al gehoord. Tot mijn grote vreugde hoor ik hem nu weer, hier in het stroomgebied van de Drentsche Aa. Het zal wel steeds een andere koekoek geweest zijn maar het geluid is zo vertrouwd hetzelfde dat ik graag denk aan één mysterieuze vogel. Ik heb het dier nog nooit gezien maar zijn roep verbindt me moeiteloos met verre streken en met lang vervlogen tijden – klinkt als een soort van apèl. Ik val even stil en kijk op naar m’n vader die mij zichtbaar opgetogen op de hemel wijst: ‘Hóór… de koekoek!’ |
16. Lao Tse bij de Drentsche Aa
Vanaf een hoge voetgangersbrug kijk ik uit over de Drentsche Aa. Het riviertje meandert door de velden en bosschages, verleent het landschap mede haar uitnodigende karakter. Ronde vormen zijn natuurlijk – we herkennen er gemakkelijker in wie en wat we werkelijk zijn dan in de strakke, rechte lijnen van een mathematisch stratenplan. Lao Tse had het al over het water dat haar natuurlijke loop volgt. De Drentsche Aa nodigt me vriendelijk uit hetzelfde te doen. Het is goed hier op de brug te staan en voor enkele ogenblikken mee te stromen met het water. |
17. Bloemen uit de onderbuik
Voor een vriendelijk huis in Gasteren zitten ze tevreden op de stoep en laten de wereld aan zich voorbijgaan. Woorden hebben ze niet meer nodig. Hun zwijgen is een taal geworden waarin ze elkaar heel goed verstaan. Geen moeilijk te beheersen driften komen nog uit hun onderbuik, geen boosheid, jaloezie of ijdeltuiterij. Tevreden zitten ze daar, laten bloeien wat vreugde geeft en toveren een glimlach op het gezicht van een voorbijganger die beleefd zijn hoedje voor hen licht. |
18. Stenenkring
Voorbij het Ballooërveld ligt een wijde kring van stenen in het weideland, als het speelvlak van een spel van heden en verleden. In de taal van hunebed en Stonehenge fluistert deze plaats van oeroude geheimen. Wolken werken mee met de verbeelding en vermommen zich als gebergte op de achtergrond. Ik zie mensen dansen rond de kring: mannen, vrouwen, kinderen, hand in hand, gekleed in ’t wit met bloemenkransen in hun haar. Ze vieren het leven en de geschenken van Moeder Aarde. Ze weten nog dat wij haar kinderen zijn en vragen ons het weer te leren. |
19. Bartje
Nog maar net in Rolde zie ik hem al staan: het kind van Anne de Vries kijkt parmantig de wereld in, de handen stevig in de zakken. Het beeldje is uitgevoerd in smetteloos wit, alsof daarmee de zuiverheid van zijn kinderzieltje benadrukt wordt. ‘Ik bid niet voor bruine bonen!’ zijn wellicht zijn meest bekende woorden. Ze zullen op deze plek keer op keer weer klinken. Grappige woorden – zeker! Maar meer nog profetische woorden van een kind dat weigert zich neer te leggen bij wat anderen hem opdragen als waarheid aan te nemen. Bartje, je hebt je sokkel verdient! |
20. Hunebedden D17 en D18
In Rolde staan twee grote hunebedden – naar verluidt al zo’n vijfduizend jaar. Wie waren toch die bouwers en hoe kregen ze het voor elkaar? Als jochie hoorde ik op de lagere school voor het eerst van ‘de Hunebedbouwers’. De meester kon er boeiend over vertellen en toonde plaatjes van mensen in dierenhuiden. Heel andere mensen dan die uit de kinderbijbel van Anne de Vries. Dat riep toen al vele vragen op. De wereld is groter en raadselachtiger dan het stukje dat we overzien en met onze codes in kaart brengen. Gelukkig maar! |
5e etappe: Rolde - Schoonloo
21. Oude spoorbaan
Waar honderd jaar geleden treinen reden, verlaat ik Rolde over het rechte maar aangename pad. Ooit moeten er mensen enthousiast geweest zijn over de aanleg van deze spoorbaan, de ontsluiting van het platteland – de vooruitgang. Waarschijnlijk speelde er een dorpsfanfare toen begonnen werd met dit traject en wellicht werd er uitbundig in de handen geklapt bij het leggen van de eerste biels. Maar geen stoom of diesel meer hier, geen langgerekt en ijl gefluit. Voor oude plannen komen nieuwe en wat vooruitgang wordt genoemd gaat net als wij voorbij. |
22. Overstapje
Bij een overstapje stop ik voor een korte pauze. Twee vrouwen missen al pratend de markering en lopen het pad voorbij waar ik geniet van een broodje en koffie: ‘Hey dames, deze kant op!’ We vertellen elkaar hoe goed het is hier te zijn en gaandeweg weer te weten hoe weinig we eigenlijk nodig hebben en hoe vaak we ons verliezen in teveel. Ontmoetingen als deze heb ik meer op deze stralende lentedag: herademende mensen - weer wat dichter bij het leven, weer wat dichter bij zichzelf. Tussen drie van deze gesprekjes door, schrijf ik, op drie verschillende plaatsen, dit mijmerijtje over de mensen met wie ik hier op pad ben. |
23. Kudde
Een grote kudde koeien graast in bloeiende weiden tegen een horizon zonder bebouwing. Hier en daar rust er eentje uit en ligt op haar gemak te herkauwen. Een kalfje drinkt bij de moeder terwijl zij onverstoorbaar verder graast. Nergens een teken van stress, nergens gekrakeel of een rund met haast. Zet zoveel mensen bij elkaar en meteen is er eindeloos gekwebbel en gepraat, dikdoenerij, gelijkhebberij, uitsloverij en geldingsdrang. Hier niet. Ieder dier gaat stil haar eigen gang. En dat gaat zo te zien uitstekend zonder er over na te denken. |
24. Stil gezelschap
Hoezeer ik ook van mensen houd en goed gezelschap kan waarderen, ik vind het fijn hier alleen te lopen. Het is gemakkelijker het ritme van m’n eigen lijf te vinden en te volgen. Het gekwetter in m’n bovenkamer komt eerder tot rust wanneer het niet gevoed wordt met uitgesproken woorden. Steeds minder ben ik hier te gast – steeds meer ben ik hier simpel thuis. De zwijgende bomen en het dansende licht spreken een eigen taal die ik in gezelschap moeilijker verstaan zou. |
6e etappe: Schoonloo - Sleen
25. Over het einde
Even voorbij Schoonloo staat een duidelijk ‘EINDE’ op de weg. Daar ik van de andere kant kom, hebben deze vijf letters een wat vervreemdend effect. Ligt verderop het begin? Kun je bij een einde beginnen en bij een begin eindigen? Pieterburen was voor mij het begin maar zal voor andere lopers het eindpunt zijn. De mensen die ik tegenkom hebben nog precies zover te gaan als ik gelopen heb. En omgekeerd. Misschien is ieder einde sowieso een kwestie van perspectief en is het - als je er anders naar kijkt – ook altijd een begin. Zonder moeite stap ik over dit einde en loop rustig verder. |
26. 24 Februari 1923
’24 Februari 1923’ staat er te lezen op een nogal stevig uitgevallen bank. Een bonte verzameling keien is aaneen gemetseld tot een gevaarte dat nog menig jaar zal trotseren. De letters en cijfers zijn destijds met witte steentjes in het nog zachte cement gedrukt. Al bijna honderd jaar staat deze bank hier al. Wie hebben hem hier neergezet en aan welk heuglijk of verdrietig feit moet hij herinneren? Mijn gedachten gaan als vanzelf naar m’n ouders. Vader is geboren in 1922, de bank werd geplaatst in 1923, moeder zag het levenslicht in 1924. In stilte ga ik in het midden zitten, weer even veilig tussen va en moe. |
27. Elkaar gevonden
In boswachterij Schoonloo blijf ik verwonderd staan bij een speling van Moeder Natuur. Twee bomen hebben elkaar gevonden en zijn op merkwaardige wijze met elkaar vergroeid. Is er een mensenhand aan te pas gekomen? Of vond die ene boom het misschien toch wat eenzaam hier tientallen jaren op zichzelf te moeten staan en deelt hij nu in ruil voor wat geborgenheid zijn sappen met de ander? Het gaat ze beide goed zo te zien en het lijkt erop of ze met z’n tweetjes een derde boom onder hun hoede hebben genomen. ‘Bomen zijn maar bomen’ denken wij mensen gemakkelijk. Maar weten wij veel? |
28. Heb lief
‘Heb lief’ – zo staat er simpelweg geschreven op de achterkant van een verkeersbord. Een vioolsleutel laat zien dat de boodschap niet zwaar of belerend bedoeld is maar licht en vrolijk. ‘Heb lief’ – zo staat er langs de weg voor wie het lezen wil. Deze twee eenvoudige woorden komen me voor als de samenvatting van wat alle godsdiensten en levensbeschouwingen te zeggen hebben; als zin en doel van ons menselijke bestaan. Wellicht moeten we vele wegen gaan om te ontdekken hoezeer we liefde nodig hebben, hoezeer we liefde zijn en hoezeer liefde overal aanwezig is. |
29. Monument voor Toos en Bertje
Op een heuveltje staat een kunstwerk ter nagedachtenis van Toos Goorhuis die samen met haar wandelvriendin Bertje Jens het Pieterpad uitzette. Tussen 1978 en 1983 hebben deze dames een weg gezocht van Pieterburen naar de St. Pietersberg en wellicht het meer dan dubbele aantal van de 490 kilometers gelopen. Het pad is al vele jaren een begrip. Vele duizenden hebben het gelopen. Vele duizenden zullen het lopen. Mooi toch als zoveel mensen met zoveel plezier in je voetsporen treden. Mooi toch als je zo herinnerd wordt. Toos en Bertje, dankjulliewel! |
30. Grafheuvel
In boswachterij Het Sleenerzand ligt een aantal grafheuvels. Vele eeuwen geleden begroeven onze voorouders hier hun doden. Zittend aan een picknicktafel kijk ik naar zo’n opvallende ronding uit het verstilde verleden. De Galgenberg heet deze – in de Middeleeuwen werden hier mensen terechtgesteld. Afgezaagde boomstammen staan discreet rond deze vreemde plek, als verre schaduwen van de mensen die hier hun doden betreurden of zich vergaapten aan een macaber schouwspel. Zouden de vogels destijds net zo gezongen hebben als vandaag? |
31. Thuisgeraakt
Even voorbij een grafheuvel en galgenberg sta ik alweer stil bij een gezicht van de dood. Op 14 mei 1943 stortte hier een Engelse bommenwerper neer en kwamen zeven jonge jongens om. Ze liggen begraven in het nabijgelegen Sleen. Het sobere gedenkteken bevat brokstukken van het onfortuinlijke vliegtuig. De zeven namen staan er in eenvoudige letters opgeschreven. Groep 7 van een christelijke basisschool zorgt dat deze plek haar waardigheid behoudt. Wonderlijk toch hoe zeven jonge kerels hier door vele tranen heen langzamerhand zijn thuisgeraakt. |
7e etappe: Sleen- Coevorden:
32. Grote steen van Sleen
In Sleen staat een meer dan manshoge steen. Ik loop er een paar keer omheen en bekijk hem van alle kanten. We lijken niet zoveel gemeen te hebben, de steen en ik, maar we zijn gemaakt van hetzelfde sterrenstof. Hoelang heeft hij hier gelegen voor iemand op het idee kwam hem rechtop te zetten? Wilde hij dat eigenlijk wel of was hij misschien liever blijven liggen? Vindt hij het fijn dat ik hier even bij hem ben of is hij liever alleen als steen? Staat hij misschien te dromen van tijden toen wij er nog niet waren? Ik weet het niet. Dag steen van Sleen… |
33. Vriendelijk gezicht
Aan het begin van een bospad staat een kale boomstronk op wacht. Iemand heeft hem een gezicht gegeven waarmee hij vriendelijk voor zich uitkijkt; de ogen half gesloten als in meditatie. Het doet me denken aan gezichten waarmee kinderen de zon tekenen. De neiging gezichten te zien in de dingen is kennelijk menselijk. Appelleert dit aan het verlangen ons verbonden te weten met de wereld om ons heen? Komt het voort uit een onbewust maar diep besef dat de dingen niet zomaar dingen zijn – dat alles een gezicht heeft en we deel uitmaken van een familie die vele malen groter is dan we kunnen bedenken? |
34. Middenweg
Kort nadat ik Sleen in zuidelijke richting verlaten heb, volg ik een smal pad met links een stukje bos en rechts een veld met jonge maisplanten in lange, rechte rijen. Het komt me voor als een metafoor van het leven. Aan de ene kant de veiligheid van overzicht en orde. Aan de andere kant het risico van het onbekende – wat zal ik aantreffen wanneer ik daar naar binnen ga? Ik volg de middenweg, maak ik mezelf nog wijs. Het pad vraagt echter moed noch durf. Het lokt - wat ik niet ken. |
35. Groen
Het kanaal ligt vol met eendenkroos. De groene oppervlakte ligt er zo gladgestreken bij dat het lijkt of ik erop kan lopen. Hoeveel soorten groen zijn er eigenlijk? Een dominee vertelde me ooit dat hij het antwoord schuldig had moeten blijven toen zijn kleine nichtje hem gevraagd had wat de lievelingskleur van God was. ‘Groen natuurlijk,’ had het kind hem geopenbaard, ‘want groen heeft hij het meest gebruikt.’ Het had de dominee te denken gegeven dat hij ondanks jarenlange theologiestudie niet geweten had wat Gods lievelingskleur is terwijl een kind het wist door simpel om zich heen te kijken. Het groene kanaal brengt me terug bij het kind dat me haar ogen leent. |
36. Gastvrijheid
Op een terras voor een verbouwde boerderij in Holsloot nodigt een bank met geborduurde letters uit: ‘Hè, hè, even zitten’. Er is verse andijvie, rode sla en rabarber verkrijgbaar lees ik op een bordje. Een ander laat weten dat ik ook binnen welkom ben. Even later zit ik in het naaiatelier van Hildegard de Boer. Ze zet koffie en serveert er een wafel bij met eigengemaakte aardbeiengelei. Ze vertelt van deze streek, hoe de meiden van weleer het werken met naald en draad en naaimachine van huis uit meekregen. Als ik met een gevoel van dankbaarheid weer verder wil, is er geen kassa of nota – alleen een fooienpot. Mooi wanneer je zo, door geen rekening te presenteren, de ander de gelegenheid biedt te geven. |
37. Davidsster
Bij het kleine Joodse kerkhof van Dalen sta ik even stil met de tijd. In de 18e eeuw is het in gebruik genomen, zo vertelt een plaquette. In de 2e Wereldoorlog verdween bijna de hele joodse gemeenschap – de mensen vonden hier echter geen laatste rustplaats. Wanneer ik vanaf mijn hurken naar het hek kijk, zie ik hoezeer het een mogelijke verklaring van de Davidsster laat zien: twee driehoeken of pijlen waarvan de een naar beneden en de ander naar boven wijst, vullen elkaar aan tot een grootse visie. Op het aardoppervlak van dit kleine kerkhof raken hemel en aarde elkaar. Verdriet, vragen en vertrouwen stijgen op naar de Eeuwige. Met mededogen en grenzeloze liefde raakt de eeuwigheid ons bestaan – ook daar waar we ons verloren wanen. |
38. Watertoren
Watertorens hebben me altijd gefascineerd. Ze paren functionaliteit op een elegante wijze aan schoonheid en werken volgens het principe van de communicerende vaten. Watertorens hebben iets van wachttorens die gezag inboezemen – er wordt over ons gewaakt. De watertoren van Coevorden is hier een goed voorbeeld van en ik geniet van haar majesteitelijke verschijning. Voor de watervoorziening is hij allang niet meer nodig – hij hoeft alleen nog maar mooi te zijn. Net zoals je alleen nog maar je kraan open hoeft te draaien om het water te laten stromen, hoef je je alleen maar open te stellen om schoonheid te ontvangen. |
39. Wondere wereld
Op de stam van een grote, oude boom in Coevorden hebben zich enorme zwammen gevormd. Dat noteer ik gemakkelijk, maar hoe gaat dat eigenlijk in z’n werk, dat ‘zich vormen’? Vormen deze zwammen zichzelf? Wilden ze er zijn toen ze er nog niet waren? Kozen ze bewust voor deze boom? En is de boom blij met deze vreemdelingen en bijwoners of wil hij ze liever kwijt? De zwammen zelf zouden niet misstaan in een sprookjesfilm en terwijl ik toekijk zie ik pelgrims door deze wondere wereld trekken, op zoek naar de heilige graal. |
40. Tronk
Nog steeds in Coevorden, zie ik een tronk in het water liggen. ‘Da’s toch ook wat,’ zo mijmer ik, ‘word je ontworteld, tot aan de grond toe afgezaagd en achteloos achtergelaten. Het lot van een boom kan net zo treurig zijn als dat van ons, mensenkinderen.’ Toch gaat er rust van het beeld uit. Het water heeft niets dreigends maar weerspiegelt eerder sereniteit en lijkt de tronk te koesteren. Vanaf de wal kijken nog piepjonge bomenkinderen zwijgend toe. De nabijheid van de oude tronk geeft hen vertrouwen. En als ik nog wat beter kijk, zie ik op het zaagvlak piepkleine babyboompjes groeien. |
8e etappe: Coevorden - Hardenberg
41. De Poort van Drenthe
Ten zuiden van Coevorden staat de Poort van Drenthe uit te kijken over de velden. Ze doet recht aan de vele stenen die in deze provincie vertellen van een verleden vol geheimen waarin - voor onze vorsende blik verborgen – ook onze oorsprong ligt. Maar slechts zwijgend vertellen de stenen hun verhaal. In het verlangen deel te krijgen aan het mysterie en er iets van te verstaan, hebben ook onze voorouders stenen verlegd en opgericht. De Poort van Drenthe geeft niet alleen toegang tot het land maar opent ook wegen naar onze eigen binnentuin waar we onze bronnen nog zacht kunnen horen murmelen. |
42. Tragisch ongeval
Bij De Haandrik sta ik stil bij een eenvoudig monument ter nagedachtenis van Roelof Meilink, die hier op 3 april 1945, op 28-jarige leeftijd, op tragische wijze aan zijn einde kwam. Op de spoorbrug werd die dag een Duitse hospitaaltrein onder vuur genomen door een Engelse Spitfire en Roelof Meilink werd getroffen door een verdwaalde kogel. Een steen met een plaquette houdt zijn naam levend. Maar hoe zit het met de jongens in die trein? Vonden zij, gewond van bittere gevechten, hier dan toch nog de dood? Geen namen hier van Duitse jongens – zij waren de slechten van een triest verhaal. |
43. Bankje
Onder een majestueuze zomereik in het weelderige weideland staat klein en onopvallend een bankje. Samen met wat jonge loten moet het aan de oude boom ontsproten zijn. Balken van ons huis, deuren van onze kamers en kasten, stoelen waarop we zitten, tafels waarvan we eten, stelen van schoppen, harken en bezems, planken waarop we ons dagelijks brood tot boterhammen snijden – het groeide allemaal met de bomen op het land. Beschut door de eik tegen de felle zon en gedragen door de smalle balken van zijn bankje, geniet ik van m’n boterham. Het brood, het hout en ik – we zijn veel meer dan zo maar even samen. |
9e etappe: Hardenberg - Ommen
44. Overgankelijkheid
Languit ligt de dode boom in ’t water en voelt zich daar wel goed. Want hij is niet zomaar dood - er is geen harde grens die hij oversteken moet. Nog altijd geeft hij kalm en stil het leven door, geeft voeding aan het jonge groen rondom. Maar wanneer niemand kijkt, spartelt hij hier vrolijk in de plomp. Onder de volle maan spettert en spat hij met zijn lange takken malend door het water en de jeugd kijkt lachend toe. Soms nog bezorgd over wat van mij zal overgaan, leer ik van de overleden boom in het levend water. Al lang gestorven legt hij bijna onmerkbaar zijn zieltje bloot. Tegelijk is hij nog hier en nu maar ook al aan de overkant en vele jaren later. |
45. Kleine groet
Vanaf een grote kei, ergens in de bossen bij Hardenberg, zwaait een poppetje me uitbundig toe. Ik was er al bijna aan voorbij gelopen toen zijn felle kleuren m’n aandacht trokken – dacht een ogenblik aan een bijzonder vogeltje. Waren het kinderen die het toch wat boos kijkende figuurtje kwijt wilden en het hier op de uitkijk zetten? Volwassenen, gelukkig nog een beetje kind gebleven? Ze zullen er plezier in gehad hebben, en als ik verder loop, heb ik hun glimlach overgenomen. |
46. Voerman aan de Vecht
In de schoonheid van het Vechtdal loop ik hem zomaar tegen het lijf: de schilder Jan Voerman Sr (1857-1941), die altijd in en vanuit Hattem gewerkt heeft en eindeloos rivierlandschappen schilderde, met koeien in de weiden en aan het water, onder wolkenluchten vol van leven. ‘Wie in het paradijs woont, wenst het niet te verlaten’ placht hij te zeggen. Hier aan de Vecht proef ik de kleuren van zijn palet en zie ik wat hem bezielde. Met dankbaarheid ontmoet ik hier de schilder die me met zijn kunst weer weten laat dat de vraag niet is of het paradijs bestaat maar of ik het kan zien. |
47. Stuw bij Junne
Bij de stuw van Junne luister ik naar het geluid van het stromende water en hoor hoe het vertelt van duizend geheimen. Ik zie hoe het zich vol van leven naar beneden stort en opgewonden, met het schuim op de mond, zijn weg vervolgt. Vóór de stuw is het wateroppervlak echter glad als een spiegel en niets wijst daar op de bruisende levendigheid die weldra volgen zal. Het doet me denken aan het waterbekken van Bernard van Clairvaux (1090-1153): laat je krachten pas stromen wanneer je gevuld bent en delen kunt van je overvloed. De stuw bij Junne stemt met deze boodschap in: spiegel je in stilte aan de hemel en stort je dan weer volop in het leven! |
48. Het geluk van Hilga Groen
‘Wees bevriend met kleine dingen en je zult gelukkig zijn. 01-12-1972 Hilga Groen 16-03-2003’ Zo vermeldt een plaatje op een bankje op een mooie, stille plek. Ik leefde bijna 14 jaar toen zij geboren werd en heb er na haar dood ook al weer 14 bijgekregen. Ongetwijfeld kwam ze hier graag om zich met blijdschap te verwonderen en het voelt goed haar naam nog even zacht te noemen: Hilga Groen. Terwijl ik luister naar het zachte antwoorden van de wind in de bomen, vallen grenzen van tijd en ruimte weg. Dankjewel Hilga, voor het geluk dat je hier blijft openen. |
49. Ommen Na ruim 20 kilometer flierefluiten sta ik aan de Vecht bij Ommen en geniet van het oer-Hollands tafereel. Witte en grijze wolken drijven rustig langs het zomers blauw boven de rode daken tussen het lover. De toren van de kerk wijst bescheiden maar standvastig naar de hemel, houdt met zijn wit gewaad de droom van zuiverheid in leven. Geen horizonnen vol ambitie hier, geen druk geraas van haast. Bootjes liggen kalm in ’t water – ’t is zo’n dag waarop niets hoeft. En ik bedenk tevreden: het leven is zo gek nog niet. |
50. Bijdragen
Onderweg naar het station van Ommen wacht me alweer een verrassing. Het plaveisel van het voetpad is verrijkt met kindertekeningen en zo eindigt deze etappe met een gratis expositie. Ik zie kinderen spelen en dansen, of zomaar fijn aan tafel gaan. Ik zie dolfijnen springen en vlinders fladderen; koeien, zebra’s, auto’s, ballen en nog veel meer. Een vogel geeft haar jong te eten en de Heer roept van het kruis ‘Het is volbracht!’ Gezegend zijn degenen die dit voor de kinderen bedachten en ze daarmee leerden dat ze er mogen zijn en met hun schoonheid bij kunnen dragen aan een wereld met wat meer vriendelijkheid en kleur. |
10e etappe: Ommen - Hellendoorn
51. Gedicht
Wanneer ik voorbij Ommen een zandpad oploop, zie ik achter een schuur een stapel stenen staan. Klinkers liggen in bescheiden rijtjes opgetast, tegels netjes om en om, maar de keien hebben zich niet zomaar laten voegen. Ik weet niet wat het is maar ik blijf even staan en dan geschiedt het wonder… Tegen de regels van de zwarte planken van de schuur worden de stenen tot woorden van een taal die ik niet lezen kan maar waarvan ik de poëzie wel degelijk versta. Het mag op het eerste gezicht onmogelijk lijken met stenen een gedicht te schrijven - hier bij Ommen zie ik dat het kan! |
52. Jakob in kamp Erika
Onverwacht sta ik stil bij een opgerichte steen en een houten kruis, ter herinnering aan ‘talloze Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog zijn vernederd, gemarteld en vermoord in concentratiekamp Erika’. De steen doet me denken aan die van Jakob uit het Oude Boek. Op zijn vlucht was de hemel toch nog voor hem open gegaan. ‘God was hier en ik heb het niet geweten’, zo vertelt zijn steen. Terwijl ik het niet denken wil, denk ik het toch: ‘Maar hier was God niet en dat hebben ze geweten…’ Beter is het hier te zwijgen. |
53. Pimpelpaars
De bloeiende heide heeft voor mij vanwege haar intense kleur iets surrealistisch. Wie verzint het nu om in het nuchtere Nederland, waar groen de geruststellende standaard voor het landschap is, zo uitbundig uit te pakken met paars? In de kerk is paars de kleur van inkeer en boete doen maar daar heeft de heide deze dagen weinig van. Integendeel - enthousiast roept zij mij toe: Gá maar, dúrf maar, lééf maar, víér maar en doe het eens helemaal anders en zonder maat! Pimpelpaars bloeit de heide en ze doet onwerkelijk aan. Maar het is er allemaal echt en ik ga temidden van het wonder. |
54. Nebo in Salland
Op hoge bergen spraken goden vroeger met de mensen – zo mijmer ik terwijl ik vanaf de Archemer Berg uitkijk over het land dat gul en vol beloften voor me ligt. In vergelijking met de echte bergen stelt het misschien niet veel voor, maar ik geniet niet minder dan in de Alpen van dit verbluffende uitzicht. Het contrast tussen paars en groen verrijkt en verdiept beide kleuren. Wolken drijven langs de hemel. Een koele bries streelt zachtjes mijn bezweet gezicht. Op de bergen spraken goden vroeger met de mensen. Herstel - ze doen dat ook vandaag nog steeds… |
55. In de knoop
‘Wat hangt daar nou in de boom?’ vraag ik me af wanneer m’n aandacht getrokken wordt door wat een gecompliceerde vergroeiing blijkt te zijn. Er zullen wel mensenhanden aan te pas zijn gekomen, lieden die het nodig vonden een paar takken van de toen nog jonge den met elkaar te verknopen. Ik loop er een paar keer om heen, wil weten hoe het zit. De boom lijkt te omhelzen, hij draagt en koestert tegelijkertijd, heeft zelfs iets van een schommel. Met een zekere bewondering groet ik de boom wanneer ik verder ga: stevig in de knoop met zichzelf en toch rustig doorgegaan met groeien! |
11e etappe: Hellendoorn - Holten
56. Engelenzang in Hellendoorn
Bij de kerk van Hellendoorn droom ik weg in een boeiend lijnenspel van helderwitte voegen. Ik lees er een rijkdom aan verhalen in die ik echter slechts vermoeden kan. Waar zijn ze allemaal vandaan gekomen, de stenen die hier samen muren staan te wezen? Wie is hier ooit begonnen, wie heeft de eerste steen gelegd? Wie liet een poort naar buiten open en wie metselde hem weer dicht? Was het uit nood, de keuze voor weer andere stenen of wist de bouwer heel goed wat hij deed? Geen steen valt uit de toon terwijl ze samen zacht van schoonheid zingen. Dankbaar sta ik hier een poosje te genieten - van de stenen en het licht dat met ze speelt. |
57. Oriëntatie
Ergens in een uithoek van een onmetelijk heelal, aan de rand van een enorm sterrenstelsel, sta ik op een kleine planeet die zich met een onvoorstelbare snelheid door de ruimte begeeft. Meer precies: ik bevind mij op de Holterberg en buig mij over een oriëntatietafel. Zwolle ligt 32 km van hier, New Delhi 6265 km, Moskou 2060 km, de Noordpool 4206 km, New York 5933 km, Rio de Janeiro 9623 km en de Zuidpool 6244 km. En, o ja, ik sta hier op 55 meter NAP. Ik kijk eens om me heen terwijl ik probeer de gegevens te bevatten. Het zijn exacte cijfers hier op de oriëntatietafel – maar weet ik nu dan waar ik ben? |
58. 1959
Het laatste gedeelte van de route, ten Noorden van Holten, voert me langs een gedeelte van het indrukwekkende ‘Wereldtijdpad’ dat over 50 km 2000 jaar geschiedenis in beeld brengt, met voor ieder jaar een eigen informatiekubus. Ik stop bij mijn geboortejaar en zie dat er destijds in Slochteren zo’n 1650 miljard m3 aardgas gevonden werd. Fidel Castro greep de macht op Cuba. De ANWB introduceerde de alarmcentrale. Lassie Toverrijst kwam op de markt. En net als ik zag de barbiepop het levenslicht. Na het vervreemdende effect dat de oriëntatietafel op de Holterberg op me had ten aanzien van mijn plek in de ruimte, geeft de informatie op de kubus me ook al geen houvast ten aanzien van mijn tijd: de feiten kunnen heel goed zonder mij. |
12e etappe: Holten - Laren
59. Wandelaar
Een wandelaar gaat over de wereld en geniet van wat hij ziet. In de flauwe bocht blijft hij staan. Het valt hem op hoezeer de boerderij hier één is met het land. De bomen staan rondom als wachters, vogels zingen in het lover en de zon strooit er zijn lichte warmte goedmoedig overheen. De wandelaar ervaart het allemaal. Hij komt van overal en nergens maar hier weet hij zich thuis. Toch kan hij hier niet blijven en er staan tranen van ontroering in zijn ogen als hij verder loopt. In stilte loop ik met hem mee. |
60. Montségur bij Holten
‘Samen staan we sterk’, zo roept een fraai paneel me toe. Met een glimlach zie ik hoe het water van de afbeelding zich spiegelt aan de weg die voor me ligt. Het is zo’n dag dat alles klopt. Maar net voorbij het bankje opent zich het jaar 1244 als onderdeel van het Wereldtijdpad en totaal onvoorbereid sta ik aan de voet van Montségur in de Franse Pyreneeën. Ruim tweehonderd Katharen worden ruw van de rotsvesting afgevoerd en hier beneden op de grasvlakte levend verbrand. Ze weigeren gezag boven hun eigen hart te erkennen en schuwen geweld. ‘Goede mensen’ worden ze genoemd. Hoofdschuddend loop ik verder – ik wil dit zien noch horen. Scheen de zon toen als vandaag? |
61. De Dikke Boom van Laren
Vanzelfsprekend neem ik een kleine omweg om hem na vele jaren weer te groeten: De Dikke Boom van Laren. Misschien al 500 jaar oud, staat hij hier te peinzen over het leven dat aan hem voorbijtrok. Misschien stak hij verwonderd zijn jonge kruin boven het gras toen Maarten Luther zijn 95 stellingen op een kerkdeur spijkerde. Van het gekrakeel dat daarop volgde zal hij niet geweten hebben en van de beeldenstorm al evenmin. Maar mensen bleven komen en vleiden zich in ’t gras, in stil ontzag voor zijn toenemende eerbiedwaardigheid. Misschien waren er soldaten bij: van Alva, van Napoleon en van Hitler. De Dikke Boom schonk hen allemaal zijn schaduw – en oordeelde niet. |
13e etappe: Laren - Vorden
63. De Koepel van Staring (1767-1840)
In de buurt van Almen, vlakbij het riviertje De Berkel staat de Koepel van dichter en landheer A.C.W. Staring uit te kijken over het weelderige land. Je verwacht zo’n bouwwerk niet op deze plek maar het is er volkomen thuis. De koepel is open voor publiek en met mij kijken een paar jonge vrouwen opgetogen rond. Ze genieten van deze tempel van schoonheid en ze genieten van elkaars aanwezigheid. Ik onderga het allemaal met een intens gevoel van tevredenheid terwijl ik wegdroom in een paar regels van de dichter zelf: ‘Ons dekte vreedzaam wilgenlover; de scheemring was voorbij. Het duister toog de velden over; en dralend rezen wij. Leef lang in blij herdenken voort, gewijde stond! geheiligd oord!’ |
64. Boompje groot…
‘Boompje groot, plantertje dood’ luidt een oud gezegde dat me te binnen schiet onder de bomen voor kasteel De Bramel bij Vorden. Het kost me weinig moeite me de bedrijvigheid van weleer voor te stellen toen arbeiders hier hun boompjes plantten – ik hoor het geluid van spaden in het zand. Maarten Luther zei het al: ‘Wanneer morgen de wereld zou vergaan, zou ik vandaag nog een boom planten.’ Een mens leeft niet voor zichzelf alleen en door in het boompje al de boom te zien houden we de wereld gaande. De planters van toen, waar zijn ze gebleven? De bomen, groot en sterk, bewaren zwijgend hún geheim. En vragen ons welke bomen wij planten voor morgen. |
65. Kleurpotloden
Vlakbij Vorden staat een blauwe ton met meer dan manshoge kleurpotloden uitnodigend langs de weg. Je kunt er mensen op aanspreken, boeken over schrijven, rapporten over uitbrengen, vergaderingen over beleggen, partijprogramma’s over opstellen, vijfjarenplannen voor maken, redevoeringen over houden, petities voor aanbieden, protestmarsen voor organiseren, ruzie over maken, oorlog voor voeren, er op alle mogelijke manieren aandacht voor vragen: hoe maken we de wereld een beetje mooier? Maar je kunt ook een blauwe ton met kleurpotloden uitnodigend langs de weg zetten. |
14e etappe: Vorden - Zelhem
66 Paard van Vorden
In Vorden ligt een paard op z’n rug op zijn sokkel, terwijl het er fier en trots bovenop had kunnen staan, als een toonbeeld van edele kracht. Maar dat soort overwegingen is aan dit paard niet besteed. Het dier heeft natuurlijk last van jeuk en daar het zichzelf niet krabben kan, ligt het met een zekere wellust steunend en snuivend, schurend op zijn rug. Het zoekt er geen afgelegen plek voor of een geschikt moment, maakt zich geen zorgen over ‘wat ze wel niet zullen zeggen’. Ik kijk het zo eens aan en heb plezier in dat paard: ‘Dag paard van Vorden!’ |
67. Voetstappen
Aan het begin van de 2e helft ligt een eenvoudig eerbewijs aan de grondleggers van het Pieterpad voor me. Voetstappen van Bertje Jens en Toos Goorhuis zijn hier vereeuwigd om de herinnering aan hun prestatie levend te houden. Ze hebben het verdiend en ik kan niet anders dan met dankbaarheid aan hen denken. Hoeveel voetstappen van hen gingen hier aan vooraf en hoeveel van zoveel anderen zullen er nog volgen? Welke voetstappen laat ik zelf eigenlijk achter? Terwijl ik mijmerend verder loop, komt zacht en vriendelijk de vraag op of het misschien mooier is onze overvolle en hectische wereld op kousenvoeten te verlaten en geen enkel spoor na te laten. |
68. Tempel
Voorbij Kasteel Vorden loop ik een ruimte binnen waaraan dat statige bouwwerk niet tippen kan. Hier wordt m’n zieltje uitgenodigd te ervaren hoe mooi en eindeloos het leven is. Opeens begrijp ik dat de goede God – volgens het Oude Boek – helemaal niet enthousiast was over het idee van een tempel. Misschien is de oneindigheid ons al snel teveel en verdelen we haar daarom in behapbare stukjes. Verderop vind ik deze gedachte verwoord. Op de Kapellebult stond ooit de Lindense Kapel waar nu een zuiltje aan herinnert met de woorden ‘…verheft zich hier geen bidplaats meer, ’t heelal is tempel voor de HEER.’ Dat bedoel ik maar! |
69. Verlangen naar vrijheid
In Zelhem sta ik een tijdje stil bij een beeld dat herinnert aan de verschrikkingen van de 2e Wereldoorlog. Met de ogen van een geboeide man, speur ik de blauwe hemel af: ‘Vanwaar zal mijn hulp komen?’ Het licht speelt mild haar vriendelijk spel met de gevangene, om hem te strelen en hem zonder woorden te zeggen dat de zachte krachten zullen winnen. Ik kijk naar zijn handen en kan de touwen bijna voelen schuren rond mijn eigen polsen. Het verlangen naar vrijheid is hier tastbaar gemaakt. Hoe schuren hier de onbehouwen boodschappen van hen die in naam van de vrijheid kwetsen en hun harten en grenzen sluiten voor hun broeders en zusters in nood. |
70. Zetje
Langs de weg in Zelhem bundelen twee jongens hun krachten om hogerop te komen. Het jochie boven kijkt naar verderop – is het om het uitzicht te doen? En zal hij straks zijn maatje helpen de weg omhoog te vinden? Het jochie beneden sluit verkrampt zijn ogen, hij moet zijn uiterste best doen zijn vriendje net dat zetje te geven dat hij nodig heeft. Kunnen ze straks samen smullen van de verboden vruchten van de boom? Twee spelende kinderen werken samen om een doel te bereiken. Een eenvoudig en vriendelijk beeld houdt de argeloze wandelaar een lieve spiegel voor. |
71. Licht dat voorgaat
Ik heb geluk! Als ik de deur van de oude dorpskerk van Zelhem toch maar even probeer, zwaait ie zonder mankeren open en ik laaf me aan de serene stilte zoals die in dit soort godshuizen te vinden is. In het koor zie ik hoe het licht uiterst langzaam rondgaat en iedere plaats haar aandacht schenkt. ‘Welkom…’ zegt het licht, ‘goed dat je er bent. Neem je tijd en laat je aanraken door wat goed is!’ Het heeft geen woorden nodig voor haar boodschap maar haar taal is duidelijk. Geen harde oordelen klinken hier, enkel stille en liefdevolle aanvaarding. Wat zou het mooi zijn wanneer het licht wat vaker voor zou gaan in kerken, moskeeën en tempels – de wereld heeft het zo nodig. |
15e Etappe: Zelhem - Braamt
72. Boomhut
Wandelend in het weideland ten zuiden van Zelhem, stop ik bij een boomhut. Het is een gewaagd exemplaar, organisch gebouwd, of gegroeid eigenlijk meer. Een wijze vader - zoals ooit een vader in een tuin - heeft misschien het hout gebracht en zijn jongens aangespoord er iets moois van te maken. In gedachten zie ik ze met enthousiasme timmeren, volop gelovend in het avontuur. En tussen de hamerslagen door, hoor ik hun stemmen vol verwachting klinken. Ze hebben een blos op hun wangen en het licht in hun ogen. Maar de hut is verlaten en de jongens zitten wellicht op school of zelfs al op kantoor. Hebben ze hun dromen, die hier ruimte kregen om te groeien, meegenomen? |
73. School van IJzevoorde
Nabij IJzevoorde droom ik even weg naar m’n eigen basisschooltijd, waar ik destijds weinig vreugde aan beleefde. Ik was de vrijheid van het platteland gewend en kon me maar moeilijk voegen in de strakke rijen en de gezette tijden die het onderwijs van me eisten. Gek dat ik hier het gevoel heb op deze school weer kind te willen zijn. Alsof het me hier beter zou vergaan en ik nare herinneringen alsnog in wil wisselen voor betere. Is het omdat je in dit schoolgebouw ook steeds nog buiten bent? Gezegend de kinderen die zo mogen leren en spelen – op mogen groeien met het venster op de wijde wereld. |
74. Vrolijkheid
Daar waar de Bielheimer Beek zich verliest in de Oude IJssel wordt het landschap opgevrolijkt door een kleurrijke bank met een al even buitenissige suggestie van een lantaarnpaal of halte. M’n eerste gedachte is dat deze onnatuurlijke vormgeving en dito kleurstelling hier niet thuishoren en het uitzicht over de beek ontsieren: ‘Wat is er verdorie mis met een eerlijk houten bank?’ Maar terwijl ik sta te kijken, knipoogt de bank ondeugend naar me en de lantaarnpaal maakt een kleine buiging – ik heb het echt gezien! Met een glimlach dank ik ze voor het geschenk van hun vrolijkheid. |
75. Iets liefs
‘WARM’ zo vermeldt een bank bij een driesprong. Het is de naam van de streek of buurtschap, die op deze frisse dag doet verlangen naar aangenamer temperaturen. Wanneer ik er een foto van wil maken, zie ik aan de omheining erachter iets hangen dat m’n aandacht trekt. Het blijkt een soort van kerstster te zijn. Heeft iemand hem voor deze plek gemaakt? Of kwam iemand hem, wroetend in haar tas, tegen toen ze hier even op de bank zat? Of heeft iemand hem hier vlakbij verloren en is hij toen door een wandelaar opgeraapt en aan de draad bevestigd? Het contrast bevalt me. Vlakbij zo’n ding, bedoeld om de versperring strak te spannen, vertelt iets liefs in babyblauw en wit een ander verhaal. |
16e Etappe: Braamt - Millingen
76. Schilderij bij Braamt
Aan de rand van het Bergher bos sta ik stil bij een verrukkelijk schilderij. Het lijken twee werelden: die van de levende bomen en het gezaagde hout, maar de sneeuw maakt de eeuwige cirkelgang van het leven zichtbaar voor wie het zien wil. De bomen zullen hier niet geplant zijn met het oog op deze samenhang, de bosrand al evenmin zorgvuldig bepaald. De rechte stammen zijn hier niet neergelegd voor het artistiek effect. En dat de sneeuw zo en niet anders vallen zou, was in geen enkel plan voorzien. Maar het hemels wit schenkt dood en leven haar betovering in deze volmaakte compositie - om stil en eerbiedig naar te kijken en er in op te gaan. |
77. Bladmuziek
In het Bergher Bos geniet ik van de sprookjes die nu overal geschreven staan in het maagdelijk wit van de vers gevallen sneeuw. M’n voeten gaan van knoeoerrrp… knoeoerrrp… knoeoerrrp… Ik word blij van dit levendige geluid uit m’n kindertijd - met iedere stap laat ik wat leeftijd los en m’n onschuld van weleer is bijna tastbaar. Verwonderd sta ik een poosje stil bij de blaadjes van een beukentak, als onbekende noten geschreven op onbekend muziekpapier. Ontroerd door deze zuivere poëzie en met de tonen van deze verrassende bladmuziek nog in mijn oren – ik hoor het niet maar hoor het toch! - knoeoerrrp ik weer verder door dit sprookjesland. |
78. Toren
Ik ben er bovenop geweest, op deze uitkijktoren in het Bergher Bos. Ik heb er genoten van het uitzicht – Hoch Elten kon ik met gemak zien liggen! Maar als ik, weer beneden, nog even naar boven kijk, heeft de vriendelijke toren een ander gezicht gekregen. Hij doet me denken aan het oude Babel waar ooit de eerste toren van trots werd gebouwd. Wat is dat toch in ons, zo mijmer ik, dat we torens bouwen om onze vermeende superioriteit aan iedereen te tonen? Of om anderen in de gaten te houden en klein te maken? De toren in het winterwitte bos heeft daar gelukkig niets mee van doen. Hij staat er voor het plezier en de verruiming van onze blik. |
79. Schoonheid
Betoverend is de schoonheid van de groenzwarte takken met de vers gevallen sneeuw. Nu de elementen hun eigen spel spelen, met regels van pure poëzie en onverwachte genade, moet ik m’n best doen te beschrijven wat ik feitelijk zie. Maar ik ontwaar een uitnodigend labyrint van wonderen, herken de delicate structuren van hersenweefsel van het Universum, waar ik als een ijle gedachte doorheen mag zweven - moeiteloos en vol van vreugde. De sneeuw heeft het mysterie van het leven echter niet geschapen. Ze maakt eenvoudig zichtbaar wat er altijd is, iedere dag en ieder uur. |
80. Het Morgenland van Hermann Hesse
Me verheugend als een kind loop ik door het betoverde landschap naar Hoch Elten. In de vers gevallen sneeuw lost ieder besef van tijd en plaats probleemloos op. Wellicht komt het daardoor dat ik me in het Morgenland van Hermann Hesse weet: het zuivere land van schoonheid van onze ziel, onze dromen en onze hoop – het zuivere land om ons en in ons, dat er altijd is en zich voor ons opent wanneer we ontwaken durven uit de overspannen drukte van de dag. Dan klink uit de ijle verte het nodigende geluid van een kerkklok over het verstilde bos en ik zet me weer in beweging. Mariabronn is niet ver meer en er wordt op me gewacht. (Met dank aan Hermann Hesse, Narziss en Goldmund) |
81. Hoch Elten
‘Kijk, daar ligt Hoch Elten, daar bij dat torentje op die ronde kam!’ Hoe vaak zal dat hier gezegd zijn en hoe vaak zullen deze woorden hier nog gesproken worden? Ik zie de sneeuw verdwijnen en plaats maken voor het diepe heidepaars van eind augustus. De donkere bomen staan in vele tinten groen te ademen onder de late zomerzon. De grijze wolkenlucht is stralend blauw. Op de bank zit een verliefd stelletje met bruin gebrande blote benen – een flesje water in de hand. Zoveel dagen, zoveel gezichten toont het land, zoveel veranderingen. En wij, die onze wegen zoeken door de tijd, gaan aan even zovele wonderen zo gemakkelijk voorbij. Maar kijk, daar ligt Hoch Elten! |
82. Pont bij Millingen
Komend uit het wintersprookjesland van Hoch Elten, wacht me in het laagland van de Rijn een snijdend koude wind die het karakter van de wandeling drastisch verandert en het mijne danig op de proef stelt. Met een broodzak onder mijn muts probeer ik mijn gedachten op temperatuur te houden terwijl ik over de dijk loop, nabij Lobith - waar de rivier ons land binnenkomt. Wanneer ik verneem dat de pont bij Millingen slechts om de twee uur vaart, vervolg ik gehaast m’n weg. Toch nog ruim op tijd sta ik te verlangen naar de overkant. De veerman maakt alleen voor mij de overtocht. Terwijl ik huiver op het achterdek maakt een warm gevoel van dankbaarheid zich van mij meester – deze pont had ik niet willen missen. |
17e Etappe: Millingen - Groesbeek
83. Grenzen
Op een grijze dag verlaat ik Millingen in zuidoostelijke richting. De wandelkaart vertelt me dat ik mij zo ongeveer op de grens moet bevinden. Links ligt Duitsland, rechts ligt Nederland – zoveel is duidelijk. Maar waar ligt die grens? Het geploegde akkerland ziet er niet speciaal Duits uit. Zonder kaart zou ik er niet van geweten hebben. Het groene weideland is weliswaar vertrouwd maar ik kan er geen rood-wit-blauw in ontdekken. Staan de bomen op de grens? Loop ik er zelf bovenop? Of ligt ie in de sloot? Een paar uur verderop zie ik in het grensgebied nabij Beek op een wegwijzer de simpele woorden staan die ik met instemming begroet: ‘Laat vriendschap helen, wat grenzen delen.’ |
84. Goethe te voet (1749-1832)
Ik was er totaal niet op bedacht hem hier tegen te komen, maar hij was het echt: Johann Wolfgang von Goethe! Hij bevond zich weliswaar in Duitsland terwijl ik in Nederland liep en we hadden elkaar gemakkelijk kunnen missen. Eenvoudig stond hij daar en met een paar goed gekozen woorden sprak hij tot mijn hart: ‘Nur wo man zu Fuss war, war man wirklich.’ Het wonder van de taal geschiedde en deed grenzen van plaats en tijd in schoonheid oplossen. Het verheugde me dat hij nog een heel eind met mij mee gelopen is. In stilte. Wat zou er nog gezegd moeten worden? |
85. De adem in
Op de brug over het Wylermeer, nabij Beek, kijk ik in stilte uit over het water. Van verderop komt het geluid van verkeer als uit een andere wereld – de drukte van alledag lijkt ijdel en onbeholpen in deze ingehouden schoonheid. Hemel en aarde raken elkaar hier zonder moeite. Het wijze water is in volkomen rust, aanvaardt de wereld rimpelloos en geeft wat het ontvangt weer net zo gemakkelijk terug. In de lente zal alles hier weer juichen van levenslust en misschien staan de bomen zich al zachtjes te verheugen. Maar nu houdt ook God zelf de adem nog even in. |
86. Airborne
In het lieflijke heuvelland ten noorden van Groesbeek kruis ik het Airbornepad. Een informatiepaneel vertelt van Operatie Market Garden van Generaal Montgomery. In september 1944 moet hier het geronk van vliegtuigen geklonken hebben, moeten hier parachutisten zijn geland – het hart kloppend in de keel. Hoeveel spanning en angst heeft hier in de lucht gehangen? Hoeveel heeft het land ervan opgenomen en bewaard? Vlak voor me lijken sporen zich op te lossen. Of komen ze aan vanuit het verleden om de vrije mens die ik kan zijn te vragen naar zijn leven? Peinzend loop ik even verderop langs een Canadees oorlogskerkhof. |
18e Etappe: Groesbeek - Gennep
87. Dana T. Mudd
Drie soldaten van de Amerikaanse 82e Luchtlandingsdivisie kijken me aan vanaf een levensgrote foto in Groesbeek. De twee mannen links kwamen met parachutes. De man rechts kwam op 17 september 1944 met een zweefvliegtuig vol oorlogsmaterieel. Zweefvliegtuigpiloten waren niet opgeleid voor het gevecht, zo staat naast de foto te lezen. Maar ze werden er wel voor ingezet. Deze piloot nam op 20 september 1944 deel aan de gewapende strijd. Een dag later sneuvelde hij. Drie mannen op een foto in Groesbeek. Wat hebben hun ogen gezien? Wat zien zij als zij mij aankijken? De man rechts heet Dana T. Mudd. Ik wil tenminste een naam onthouden. |
88. Vluchtelingen
In een keurige wijk in Groesbeek wordt m’n wereldbeeld flink door elkaar geschud wanneer ik vluchtende landgenoten zie. Bij vluchtelingen denk ik aan mensen uit verre landen vol rampspoed, aan slachtoffers van oorlog en geweld ver hier vandaan, aan ongelukkigen die getroffen zijn door natuurrampen in andere delen van de wereld; aan andere nationaliteiten, andere huidskleuren, andere culturen en andere godsdiensten. Vluchtelingen komen niet uit rijtjeshuizen of goed verzorgde villawijken hier. Vluchtelingen komen niet uit Nederland. Ons kan niks gebeuren. Toch? |
89. Noach in de bomen
De ark van Noach is helemaal niet gestrand op de berg Ararat in Turkije. Hij is vastgelopen tussen Groesbeek en Gennep, vlakbij de Duitse grens – ik heb hem daar zelf zien liggen. Noach zag ik niet maar zijn vrouw was bezig in de tuin met voorbereidingen voor het nieuwe seizoen. Dat er geen olifanten en tijgers waren, zegt niets, die zitten zoals iedereen weet al lang in Afrika. De kippen zijn hier echter zeer tevreden. Weinigen geloven me misschien, maar ooit dreef de ark van Noach op een zee van rijke en bizarre verbeelding van grote vertellers. En ik weet me er gelukkig mee dat hij op de stroom van mijn verbeelding hier aan heeft kunnen leggen. |
19e Etappe: Gennep - Vierlingsbeek
90. ‘Ik ben er’
In Gennep sta ik stil te kijken naar oude woorden die gelden als de naam van de Eeuwige: ‘Ik ben er’ staat er boven de ingang van een kerkgebouw. Anders dan wat ervan gemaakt is, klinkt hier onvoorwaardelijke liefde. Niet: ‘Ik zal er zijn als jij hier naar binnen gaat en laat zien dat het je menens is’. Niet: ‘Ik zal er zijn als jij nu zus of zo…’ Niet: ‘ik zal er zijn als jij eerst dit of dat..’ Er zo te kunnen zijn, zonder voorwaarden of eisen vooraf… Zo te kunnen leven… Dat zou zeer goed zijn! |
91. ‘Luisteren naar fluisteren’
‘Luisteren naar fluisteren’ staat op de voet van een kunstwerk in Gennep. Even denk ik dat ik moet luisteren wanneer er gefluisterd wordt, maar de schrijver bedoelt het vast nog stiller: wannéér ik luister, hoor ik zacht gefluister overal. Het licht deelt geluidloos haar geheimen onder een klein bescheiden kruis. Het gladgeschuurde staal laat oxiderend en in stilte weten dat niets kan blijven zo het nu nog is. Het jonge gras zingt zacht tussen de stenen – van leven hoe dan ook. Wat waar en vol van waarde is, kan niet met harde stem gezegd. |
92. Voorbije kracht
Als een standbeeld op haar sokkel staat groot en indrukwekkend een oude locomotief op een verhoging in Gennep, om ons er aan te herinneren dat alles voorbij gaat. Het is mooi dat zij niet in stukken gezaagd en omgesmolten is en haar monumentale status is ongetwijfeld bedoeld als waardig eerbetoon. Toch heeft het ook iets jammers zoals ze daar in stilte staat te staan - bevroren in haar bewegingen en weggepromoveerd naar hogere sferen. Nooit zal ze meer met hoge snelheid verder razen. Haar ijle roep zal niet meer klinken. |
93. Onder de oppervlakte
In natuurreservaat Het Quin, ten noorden van Afferden, staat een graafmachine met haar snuit bevroren in het dunne ijs. De machinist is in geen velden of wegen te bekennen. De machine is hier thuisgeraakt. Getroffen door de schoonheid van het land, is ze tot rust gekomen en doet er nu het zwijgen toe. Geraakt door wat ze aantrof onder de oppervlakte wil ze niet meer terug naar de wereld van beton en staal. Het blauwe water van het ven en de gele graafmachine op het droge hebben innig vriendschap gesloten. Geen mens zal het begrijpen. Maar een kind kan het zien. |
94. Welkom
Aan de overkant van de Maas bij Afferden staat het duidelijk geschreven: ‘Welkom in Brabant’. Het idee dat er op me gerekend wordt en ik een welkome gast ben, stemt me mild. Ik kom hier zonder zorgen, weldoorvoed en goed gekleed, breng hier en daar wat geld in ‘t laatje en ben bovendien al snel weer weg. Maar wanneer ik hier ontheemd was aangekomen? Opgejaagd en alles kwijt? Met meer dan honderd bange vragen? Zonder zicht op terug naar huis? Zou ik dan ook zo welkom zijn geheten? |
20e Etappe: Vierlingsbeek - Swolgen
95. Mariakapel
De oudste sporen van de ‘Kapel van onze lieve Vrouw van Zeven Smarten’ bij Holthees zijn van 1464. Einde vorige eeuw werd er de laatste officieel erkende Rooms Katholieke viering gehouden. De kapel werd echter behouden door de stichting ‘Mariakapel Holthees’ - voor de buurt en voor de toevallige voorbijganger. En zo kan ik me laven aan de serene schoonheid van het gebouw dat hier zo overduidelijk thuishoort. Waar zouden we zijn zonder dit soort plekken van aandacht? Waar zouden we zijn zonder mensen die beseffen dat het bestaan zonder dit soort plekken al te schraal wordt? |
96. Overkant
Achter de Mariakapel van Holthees loop ik langzaam langs ‘de zeven smarten van Maria’ van kunstenaar Tamme Hoekstra. Zeven gezichten van menselijk verdriet kijken me indringend aan. Wanneer ik een foto maak van ‘de vlucht naar Egypte’ zie ik mezelf verschijnen aan de overkant van de tijd. Maria, met de kleine Jezus op haar rug, op de vlucht voor de kindermoord van koning-schoft Herodes, kijkt me over haar schouder aan en ik voel me betrapt. Een blauwgrijze muur van eeuwen belet ons elkaar aan te spreken, maar zoveel is zeker: we hebben elkaar in dat ene ogenblik als medemens gezien. |
97. St. Jozefkapel
In Smakt staat de enige St. Jozefkapel die ons land rijk is. Vreemd eigenlijk dat in het patriarchale christendom alle aandacht naar moeder Maria gegaan is en vader en echtgenoot Jozef zo naar de achtergrond verschoven is. Maria betaalde daar de prijs van haar lichamelijkheid en seksualiteit voor – ‘Moeder Gods’ word je niet zomaar. In zijn kapel realiseer ik me dat Jozef dezelfde prijs betaald heeft en hem bovendien zijn vaderschap is ontzegd. Ik lees dat Jozef hier zo’n 20.000 pelgrims per jaar trekt en dat hier gebeden wordt voor ‘een optimale levensstaat en een slaapkameraad.’ Is het niet wat wrang juist hem hierom te vragen? |
98. Stoute schoenen
In de Boschhuizer Bergen van landgoed Geysteren staan jeneverbessen zoals gebruikelijk in groepjes bijeen. Ze zijn erg op elkaar gericht en laten niet gemakkelijk een buitenstaander in hun kring. Het is me nog nooit gelukt iets van hun gesprekken op te vangen, want zodra ik in de buurt kom doen ze er veelbetekenend het zwijgen toe. Ik doe net of ik dat niet merk en loop rustig door, maar voel hun ogen prikken in mijn rug. Maar kijk, een jonge jeneverbes heeft de stoute schoenen aangetrokken en is in zijn eentje naar de grote bomen verderop gegaan. Ik zie haar lichtjes naar me wuiven als ik in het voorbijgaan naar haar zwaai. |
99. Natuurlijk
Alhoewel de oude rosmolen aan de Oostrumse Beek al bijna honderd jaar niet meer in gebruik is, oogt het schoepenrad alsof het zeker nog wel in staat is de molenstenen binnen in beweging te brengen. Mooi, hoe de mens ooit gebruik leerde maken van natuurlijke krachten. Mooi hoe het bos het hout leverde voor het rad. Mooi hoe het stromende water eeuwenlang energie leverde, gratis en zonder moeite. Het moest echter allemaal sneller dan het vlietende water aankon en het rad ging aan de ketting. Tot stilstand gekomen waarschuwt het ons niet mee te gaan in een tempo dat niet natuurlijk is. |
100. Bernadette Soubirous
Wie Tienray binnenloopt kan het moeilijk ontgaan: ‘Klein Lourdes sinds 1877’. In de kerk staat het herdersmeisje Bernadette Soubirous devoot voor de nagebouwde grot waarin Maria haar vanaf 11 februari 1858 regelmatig verscheen. ‘Ik ben de onbevlekte ontvangenis’ heeft de heilige maagd haar destijds gezegd, aansluitend bij het dogma dat paus Pius IX vier jaar eerder had afgekondigd. Ach Bernadette, veertien jaar was je nog maar toen je armoedige leven al stolde in rijke vroomheid. Was je met een knuffel niet veel beter af geweest dan met al die onbevlekte godvruchtigheid? |
101. Vreemde schoonheid
Schuin tegenover de kerk in Tienray staat ze in de etalage van een kunsthandel. Na de nogal vormelijke vroomheid van de heilige maagd doe ik me tegoed aan schoonheid die zich niet schaamt, maar er nadrukkelijk zijn wil. De beschadigingen en de rechte witte strepen doen geen afbreuk aan haar edel gelaat. Ook de bloemen die uit haar hoofd lijken te groeien als mooie gedachten en zoete dromen, versterken haar vreemde pracht. Nee, ik brand hier geen kaarsje, maar voel me evenzeer geraakt door een geheim dat zich enkel en alleen vermoeden laat. |
21e Etappe: Swolgen - Venlo
102. Forsythia
In de gelagkamer van kasteelhoeve Kaldenbroek kom ik bij van toch nog teveel kou in maart. M’n paraplu staat uitgeschud te drogen bij de kachel en ik zit er tevreden naast. Dan zie ik de forsythia op tafel staan, droom weg en ben als kind weer veilig thuis. Mijn moeder plukte ieder jaar nog vroeg in het seizoen de kale takken om te getuigen van het wonder. Voor haar was bloeiende forsythia een teken van leven dat dóór gaat - van vreugde na verdriet. En terwijl ik in de gele vlammen staar, versta ik haar lieve boodschap zoveel beter dan toen |
103. De koe en de non
In Grubbenvorst wordt een koe gemolken door een non. In het verstilde tafereel herken ik mijn vader die de buurman hielp met koeien melken. Ik kan het geluid van de melk in de emmer nog horen: van ‘tsjingng… tsjingng….’ naar ‘prrrrrt… prrrrrt…’. De koe staat er gewillig bij: geen spoor van haast of agressiviteit. De non doet eenvoudig wat gedaan moet worden. Samen laten ze ons zien hoe het leven geschonken en ontvangen wordt. Kom, kinderen van de 21e eeuw, die de melk uit pakken halen en denken dat alles te koop is - kom hier, wees stil en kijk eerbiedig toe. |
104. De tijd
Zolang de mens kan denken, heeft hij zich afgevraagd wat de tijd dan wel mag zijn en ten opzichte van wie of wat hij objectief te meten is. Voor ons is een uur het vierentwintigste deel van een rondje aarde en een dag het driehonderdvijfenzestigste deel van een rondje om de zon – nogal willekeurige en plaatsgebonden afspraken in een digitale tijd waarin we weten van sterrenstelsels op miljoenen lichtjaren afstand. In Grubbenvorst kun je de tijd zien verstrijken volgens een vaste orde waarop we kunnen bouwen. Een grote, opengewerkte klok, geeft het veilige idee dat de wereld ondanks alles toch klopt. |
105. Altijd verder
Vlakbij Venlo gaat het Pieterpad even samen op met de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. Terwijl het einde van de langste wandelroute in Nederland voor mij in zicht komt, sta ik op ditzelfde punt nog maar aan het begin van de lange weg naar noordwest Spanje. Nergens ben ik zomaar, zonder meer. Mijn plek hangt altijd samen met die van de ander – wat ik ben met waar ik mij bevind. Op het Pieterpad ben ik wandelaar, op de weg naar Santiago pelgrim. Waar ik aan het einde kom, is er ook altijd een begin. Waar het lijkt of alles stopt, gaat het toch weer verder – véél verder. |
22e Etappe: Venlo - Swalmen
106. Sssssst…
In Venlo staat een monnik vriendelijk om stilte te vragen, maar het winkelend publiek ziet hem veelal niet staan. Steeds meer mensen raken het spoor bijster terwijl ze krampachtig proberen het tempo van onze jachtige samenleving bij te benen: ‘prestéren, méér en altijd beter!’ Velen luisteren naar de schreeuwers van het grote gelijk. ‘Zoek de stilte die bezielt’, zo staat er op de sokkel geschreven. Maar de monnik is een overblijfsel uit een lang vervlogen tijd waar hooguit minzaam om geglimlacht wordt. Sssssst… |
107. Wachttoren
Tussen Venlo en Swalmen loop ik op of langs de grens tussen Nederland en Duitsland – genummerde grenspalen geven haar ligging aan. Opvallend veel observatieposten voor het wild staan langs de route. Ze doen me denken aan wachttorens met gewapende soldaten. Jaren geleden dreigde van de andere kant gevaar en dat gold voor beide kanten. Ontmoette je hier een medemens, dan kon hij je vriend maar ook je vijand zijn. Niet wie hij was bepaalde dat, maar onder welke vlag hij geboren was. Het voor dom gehouden wild zal het niet begrepen hebben. |
108. Goede mensen
‘Een goede mens blijft altijd leven’, zo staat er in het Limburgs op een grote steen geschreven. Terwijl ik in stilte een tijdje bij deze boodschap verwijl, hoor ik Melanie, zangeres uit mijn jeugdland, zachtjes zingen: ‘Beautiful People…’ Ik denk in dankbaarheid aan mijn oude leermeester die me zoveel verder leerde kijken en zien. Aan mijn broer met wie ik wandelde in het licht en in het donker, ook op dagen zoals deze. Aan mijn goede vriend en naamgenoot met wie ik ooit de eerste wankele stappen zette van kind naar grote jongen. Wanneer ik verder ga, lopen ze een tijdje met me mee. Ik geniet ervan ze in stilte met elkaar te horen praten: ze weten nu zoveel méér. Jazeker: een goede mens blijft altijd leven. |
23e Etappe: Swalmen - Montfort
109. Modern
In Swalmen staat de ‘Moderne Moutfabriek’ van J. Hendrickx-Crijns. Honderd jaar geleden wellicht ruim buiten het dorp, nu temidden van de woonhuizen. Arbeiders moeten hier dag aan dag hun lange dagen gemaakt hebben, op de zomerdag wellicht schaftend op een stoel voor hun fabriek. Niemand keek nog op een telefoon en de enige muziek was een ruw gezongen lied of een kalm en zuiver fluiten. Kom hier, heren en dames managers, met uw ambities, targets, streefcijfers en vernieuwende inzichten, zie op naar de zelfbewuste woorden en hoor toe hoe deze moderne fabriek hier rustig staat te zwijgen. |
110. Laura
In de basten van tientallen bomen, nabij kasteel Hillenraedt bij Swalmen, staat de naam LAURA gekerfd. Was het een zelfbewuste daad van een tot over zijn oren verliefde jongeman om haar er van te overtuigen hoezeer hij haar lief en nodig had? Was het uit dankbaarheid voor dat heilige moment van een eerste schuchtere kus waarmee zijn wereld open gebloeid was - hier onder deze zelfde bomen? Had hij zich voorgenomen alles, álles te doen om haar gelukkig te maken? Wandelt hij hier met haar, samen met hun kinderen, nog wel eens glimlachend voorbij? Of komt hij af en toe nog moederziel alleen de weemoed proeven terwijl hij opnieuw de vijf letters van zijn dromen spelt? |
111. Romeinen
In de buurt van Boukoul – ik wist niet dat het bestond – loop ik volgens de Pieterpadgids op een weg die ooit door de Romeinen is aangelegd. Ik zit weer in de klas bij Meester van der Schaaf die enthousiast vertelt over de geschiedenis en ons verbaast met Romeinse soldaten die hij met zijn kleurkrijtjes over het bord laat marcheren. Ik zie het plaatje van ‘een Romeinse weg’ in het lesboek weer voor me: rechttoe, rechtaan en bijzonder efficiënt voor het verplaatsen van goederen en legers. Op deze vriendelijke landweg herken ik echter weinig van de strakke zakelijkheid van dat ooit zo machtige rijk. De Romeinen zijn hier ooit gekomen en allang weer verdwenen. Voor even treed ik in hun spoor. Om net als zij weer te verdwijnen. |
112. ‘Under a bloodred sky’
Net buiten Montfort ligt de ruïne van het kasteel dat in de 13e eeuw gebouwd is en eeuwenlang, onaantastbaar, een van de grootste kastelen van de lage landen was. Bij het silhouet van vergane glorie tegen het uitbundige avondrood hoor ik U2: ‘Under a bloodred sky!’ Hoeveel macht was hier geconcentreerd? Hoeveel strijd is hier geleverd? Waren het ooit vlammen van oorlog die het kasteel zwart af deden steken tegen rood, oranje en geel? Er doemen beelden op van zwartgeblakerde delen van het Witte Huis en het Kremlin – ‘under a bloodred sky’… |
24e Etappe: Montfort - Sittard
113. Moeder
In Montfort zie ik haar onverwacht weer even terug: m’n moeder van m’n kinderjaren. Als altijd is ze aan het werk. Met lege handen zul je haar niet zien. Ze loopt een beetje scheef met die emmer en net iets te gehaast. Want altijd wacht er meer dat ook nog moet. Ach moeder, hoe hard en veel heb jij gesloofd, voor man en kinderen jezelf zo vaak voorbij gerend. Daar loop je nu, met Loekie, onze hond. Ik denk dat jullie elkaar verstonden: zo weinig eisen voor jezelf, zo weinig echt gezien. Het is goed om hier bij jou een poosje stil te staan en je alsnog te zeggen: ‘Moeder, dankjewel!’ |
114. Het goede land
Zo maar te wandelen door het goede land op een vroege lentemorgen met nog een hele dag te gaan. Een stevig ontbijt achter de knopen, de smaak van verse koffie nog in de mond, de frisse ochtendlucht diep in de longen, m’n lijf dat gaandeweg zijn eigen ritme vindt. De akkers liggen geploegd te wachten op nieuwe groei en bloei, de vogels zingen vol verwachting in de bomen. De horizon lokt – wat is er om de bocht? Even sta ik stil voor een foto en pink een traantje weg van ontroering, hier op het goede land. |
115. Goede Vrijdag
Ik was er al bijna aan voorbijgelopen, toen ik de arme Jezus toch nog zag hangen. Vastgespijkerd op een plankje, op zo’n twee en halve meter hoogte aan de ruwe stam van een hoge boom. ‘Goede Vrijdag 30-03-18’, zo staat er geschreven. Dat is nog maar kort geleden. Wie heeft dit gedenkteken hier geplaatst? Waarom hier? En waarom was juist deze Goede Vrijdag zo belangrijk voor hem of haar? Nee, ik moet hier maar niet te lang staan peinzen, het hoofd devoot omhoog. Ik vervolg mijn weg, mijn beide voeten op de grond – en ontmoet hem liever bij de mensen. |
116. Teken
Kort nadat ik stilsta bij de gekruisigde Jezus aan een boom, ga ik verwonderd door m’n knieën bij een klein teken van leven. Iemand heeft een potje met jonge plant in de gespleten bast van een boomstronk gezet. Was het uit medelijden met de boom die hier het leven werd benomen? Een schuldgevoel misschien? Is het hier geplaatst door degene die, even terug, aandacht vraagt voor de gekruisigde Jezus? Een loot uit de stam van David? Na Goede Vrijdag Pasen? Leven dat weigert zich te laten kisten? Terwijl ik verder ga, dank ik zacht de mens die hier haar sporen liet. Mooi toch, dat een simpel teken zoveel zeggen kan – en zoveel te raden laat. |
117. Het witte goud van mijn vader
Tijdens mijn wandelingen in het Limburgse land heb ik al heel wat aspergevelden gezien. Ze hebben iets onnatuurlijks met die kaarsrechte, zwartglimmende rijen, maar zo met de lijnen van de velden en de lange bomenrijen is er toch ook poëzie. Asperges waren in mijn kindertijd voor verre, vreemde en vooral deftige mensen – ik heb ze nooit gegeten. Mijn vader verbouwde zijn eigen witte goud. Hij teelde witlof en liet me eens zien hoeveel zuiver witgele schoonheid er in de zwarte aarde groeien kan. De oprechte verwondering die daarbij in zijn ogen stond, draag ik nog altijd in mij mee ais méér dan goud. |
118. Over het water
Oeroude verhalen worden hier in Limburg zomaar werkelijkheid. Ik sta aan de oever van het meer en zie de vissers van weleer. Simon en Andreas turen in de diepte, op zoek naar eindelijk een goede vangst. Jakobus en Johannes zijn bezig met het repareren van hun netten. En kijk, vader Zebedeus is er ook! Stoere vissers zijn het, opgaand in hun werk. Dan roept een van hen iets in een taal die ik niet begrijp. De anderen lachen luid en ik voel me wat onhandig als ze naar me zwaaien. Ik durf niet naar ze toe te gaan over het water en vervolg mijn weg, hier op het veilige, vaste land. |
119. In herinnering
Volgens een plaquette stortte hier op 1 november 1944 een Halifax MKIII neer. Zeven mannen lieten het leven: Avroy Jacobs, James Fraser, William J. Gibson, Gordon E. Vernon, Walter Yunsko, Robert J. Kay en Harold W. Botteril. Het geluid van een neerstortend vliegtuig ken ik alleen van de film, maar ik hoor het hier toch en voel iets van de angst van deze zeven mannen die hier in de afgrond verdwenen. Iemand heeft een kruisje geplaatst op de dode boomstam met het donkergapende gat. ‘Heer, herinner u de namen…’ Er breekt jong groen door de dorre, droge aarde. |
120. Slak
In Slek brand ik een kaarsje in de kapel die hier nog niet zo lang geleden door een groep gedreven mensen is gekomen. Dat bij de inzegening in 2008 niet alleen de pastoor aanwezig was maar ook ‘Meikoningin Lori’, spreekt plezierig tot mijn verbeelding. Geen foto maak ik echter van het goed verzorgde interieur, het strakke metselwerk of de fraai gebogen ramen met sober maar sfeervol gebrandschilderd glas. De slak vraag hier om aandacht - je kunt haar niet missen wanneer je het heiligdom betreden wilt. En zo leert zij stilzwijgend: de weg naar binnen vraagt geduld. |
121. Onvoorziene kunst
In de buurt van Susteren is een informatiepaneel van een moederbord verdwenen en zijn de sporen van het lijmpistool op de ondergrond zichtbaar geworden. Oxidatie heeft langzaam en geduldig haar eigen werk gedaan. Wetenschappers zullen zich er over buigen; taalgeleerden, hiërogliefenkenners hun hersens er op breken: wat staat hier geschreven? Een boodschap uit een ver verleden? Een openbaring uit een andere wereld? Iets voor een nieuwe sekte? Met een glimlach loop ik verder: de verdwenen informatie had niet rijker kunnen zijn dan deze onvoorziene kunst. |
122. Held
Lieve kinderen, doe alsjeblieft een beetje zachtjes… Ik loop hier in het land van de reuzen en ben een heel klein beetje bang. Zo-even nog floot ik onbezorgd een liedje. Maar iemand zei: ‘Pas op en doe voorzichtig! Er zijn reuzen in dit land!’ Ik kon het niet geloven en ik dacht: ‘Kom op, dat is een grap!’ Maar iemand anders wees: ‘Daar ligt een hamer en een reus is vast naar hem op zoek.’ Ik maakte deze foto en liep toen snel weer door. Kijk maar eens goed en dan zullen jullie snappen: jullie opa is een held! |
123. Toon
Natuurlijk kom ik hem tegen in Sittard: met zijn vriendelijke glimlach heeft hij een bescheiden plaatsje in de stad van zijn geboorte. Ik heb m’n ouders niet veel horen lachen, maar als Toon Hermans op de buis was, gingen ze er voor zitten en was er openlijk plezier. ‘Een zegen voor de mensen’ noemde mijn moeder hem ooit – een groter compliment heeft hij van haar niet kunnen krijgen. Op 22 april 2000 ging hij naar de overkant. Precies een week later volgde mijn vader zijn spoor naan de eeuwigheid. Met een glimlach gedenk ik hier drie mensen. Dag Moe… Dag Va… dag Toon… |
124. De weg naar binnen
In Sittard kijk ik lang naar het verweerde gezicht van een oude man. Tevreden staat hij uit te rusten van zijn levenslange reis – een wandelaar, een landloper van het beste soort. Hij heeft genoeg gezien, genoeg gehoord en hoeft niet verder meer te gaan. Wat profeten hoorden van engelen is hem nooit verteld. Wat wijzen schreven in oeroude boeken heeft hij nooit gelezen. Toch kent hij hun woorden en deelt hij hun wijsheid. Langzaam vervagen nu zijn trekken en sluiten zich zijn ogen. Er is geen spijt en geen ‘waarom?’ Wat aan de buitenkant verloren ging, dat vond hij diep vanbinnen. En méér dan dat. |
25e Etappe: Sittard - Strabeek
125. Holle weg
Net buiten Sittard loop ik als een kind zo blij verwonderd door het vriendelijk heuvelland en de eerste holle weg voelt als een oud en toch weer nieuw geheim. Ik loop niet op de weg maar ga er middenin. De wallen aan weerskanten en de groene koepel boven; ze beschermen en koesteren mij. Het heeft iets zeer intiems – de schoot van Moeder Aarde. Rustig ga ik stap voor stap, maak heel bewust m’n reis. En nog voor het licht me volop welkom heet, ben ik opnieuw geboren. |
126. Weldoeners
Voor ik Windraak binnenloop, zet ik m’n rugzak neer, vul m’n fles met water en ga even zitten op een bankje. De vier planken van het steuntje in de rug nodigen daartoe even vriendelijk als nadrukkelijk uit. Ik ken ze niet, de mensen die dit warme welkom hier verzorgen. Ik ken ze niet die hier met milde humor ruimte scheppen voor vermoeide wandelaars. Dankbaar ben ik voor die anonieme schenkers die aan vreemden willen geven, los van geld of dankjewel. Plekken als deze heb ik meer gezien. Ze vertellen allemaal van de goedheid van de mensen. |
127. Miraculeus
Naast het Pieterpadderbankje kan de vermoeide wandelaar zich laven aan het water van de ‘Miraculeuze Wintracker Heilbron’ en natuurlijk les ik mijn dorst met dit levende water en vul ook dankbaar mijn fles. Ik geniet van de gouden letters tegen het hemelsblauw – de poëzie van oude en verweerde kleuren – en wijd devoot gedachten aan de bron die hier wellicht al vele eeuwen leven schenkt. Later lees ik dat het ornament geplaatst is als een grap en dat het water van de waterleiding komt. Dit te weten, nodigt tot het maken van een keuze:
|
128. Heerlijk heuvelland
Genietend van het heuvelland van Zuid Limburg mijmer ik over rechte en gebogen lijnen. Rechte lijnen staan voor verstand en efficiënte duidelijkheid. Rechte lijnen zijn cultuur en wetenschap, grenzen en rechtlijnigheid. Gebogen lijnen bewegen mee met weer en wind, speels en met gevoel. Gebogen lijnen zijn natuur en poëzie, de plooien van het leven zelf. Rechte lijnen zijn hier veruit in de minderheid. Het heuvelland is geschilderd in fraai gebogen lijnen. Is het daarom dat ik hier gelukkig ben? |
129. Snelweg
Komend uit het stille hevelland, schudt de A75 me ongemakkelijk wakker uit mijn zoete dromen. In strakke banen dreunt het drukke snelverkeer van oost naar west en van west naar oost. Het voelt als een vergissing; een vette geasfalteerde streep door de rekening. Vogels hoor ik hier niet fluiten. CO2 wordt onzichtbaar de blauwe hemel in gejaagd. Hoe lang gaat dat nog goed? Wanneer kleurt het gras voor altijd bruin? Nu sta ik hier als wandelaar, maar morgen raas ik net zo goed weer mee in blik langs snelle wegen. Wie slaapt er hier en wie is werkelijk wakker? |
130. Vakwerk
In Terstraten loop ik een andere wereld binnen en een andere tijd. Niet eerder was ik hier, maar toch voelt het vertrouwd en thuis – alsof ik hier geboren ben. Het dorp lijkt niet zozeer gebouwd maar min of meer gegroeid. Geen rijtjeshuizen langs een rechte straat; de bebouwing beweegt eenvoudig mee met de bochten van een oude weg. Geen huis hetzelfde als een ander huis, geen schuur als een uit een dozijn. De bomen uit de buurt gaven hun levendige vormen door aan de huizen. De leem werd hier vlakbij gevonden. De huizen groeiden met de mensen mee. Vakwerk zingt dat het leven goed mag zijn. Ik zing het dankbaar mee. |
131. Boze Moeders
Een plaquette vermeldt dat Boze Moeders in deze contreien van 1991 tot 1998 actie hebben gevoerd tegen de uitbreiding van Vliegveld Beek. Hun actie had succes en er kwam geen nieuwe startbaan. ‘Nu kunt u hier veilig genieten van rust en natuur. En de Boze Moeders blijven alert.’ Graag meer van deze Boze Moeders. Hier en bij Schiphol, bij Lelystad, en bij al die uit hun voegen barstende vliegvelden in de wereld. Desnoods Onze Lieve Vrouwe zelf die de ballonnen van Economische Groei en Meer-En-Verder-Op-Vakantie door komt prikken. Hier ‘in het prachtige Zuid-Limburgse land’ valt nog volop te genieten. Maar wat als Moeder Aarde zelf het misbruik niet meer pikt en boos wordt? |
132. Bokkenrijders
In Zuid-Limburg kun je niet om de Bokkenrijders heen. Verscheidene informatiebordjes geven aan wat hier en daar geschied is. Zo lees ik van een boerderij die op 5 maart 1750 ’s nachts wordt overvallen door meer dan 50 bendeleden. Vanaf kasteel Terborgh worden gevangen Bokkenrijders naar de Galgenberg gebracht voor hun executie. Schout en schepenen, priesters en een nieuwsgierige meute trekken met hen onder tromgeroffel voorbij. In Valkenburg staat een trotse bok aan de schurken te herinneren: ‘Kom maar op – wie doet me wat?’ Is het toch met iets van jaloezie dat de brave burger kijkt naar hem die danig buiten het potje piest? |
133. Slievruike
‘Blief effe bié Slivruike sjtoan, ein Weesgegroetje bae dan kint gér weer wiejer gaon.’ In het plaatsje Vilt nabij Valkenburg staat een niet alledaagse kapel voor Onze Lieve Vrouwe. Met grote ogen en bijna kinderlijk vertrouwen kijkt Maria hier de wereld in. Het lijkt erop of ze iets zeggen wil maar op het laatste moment haar mond bedachtzaam sluit. Met woorden wordt ze licht verkeerd begrepen - ze spreekt liever zacht van hart tot hart. Wees gegroet Slievruike: met een glimlach op mijn ziel kan ik weer verder gaan. |
26e Etappe: Strabeek - Maastricht
134. Goede morgen!
Na een goede nacht en een goed ontbijt in een gastvrij huis, loop ik op een mooie lentemorgen de wijde wereld in voor de laatste etappe van het Pieterpad. De zon schijnt, de vogels fluiten en het jonge groen begroet al even enthousiast de nieuwe dag. Misschien komt het door de kleuren hier dat ik in gedachten Moeder Aarde als een kleine wit-blauw-groen-bruine bol in de zwarte sterrenruimte zweven zie. Vanaf de maan ben ik niet te zien, maar ergens daar beneden loop ik dan toch maar en ga ik stap voor stap mijn levensweg. Goedemorgen Moeder Aarde, wereld vol van wonderen - ik ben blij dat ik hier even ben! |
135. Levend water
Het murmelende water van de Geul vertelt oeroude verhalen. Hier aan deze oever was het dat de goede God neerknielde om kunstzinnig haar eerste mens te boetseren. Met eindeloos geduld vormde zij zijn lichaam uit het stof van de aardbodem en het water van de beek. Met een glimlach om haar lippen kuste zij hem liefdevol tot leven. Lach niet, geleerde student; schudt niet hooghartig je hoofd, gevierde wetenschapper. Want nog iedere dag gebeurt hetzelfde wonder. Water brengt het leven. Geduld doet ons groeien. Liefde maakt ons wat wij zijn. Studieboeken vermelden het niet, maar het levende water hier vertelt het ieder ogenblik. |
136. Tekens
Op een boom is een reusachtig markeringsteken aangebracht: het vertrouwde wit en rood valt hier niet te missen. Waren er klachten geweest over dat ene onduidelijke punt op de route en werd daarom de kwast royaal in de verf gedoopt? Vreemd eigenlijk dat we tekens missen wanneer we er niet bedacht op zijn en wellicht vele routes kruisen zonder ervan te weten. Ieder mens volgt zo haar eigen route en let op de tekens die helpen bij het vinden van de eigen weg. Hoeveel verder kan ik komen en hoeveel rijker wordt m’n tocht wanneer ik leer meer tekens te verstaan? |
137. Geiten
Wanneer ik nabij Terblijt nieuwsgierig van de route afwijk voor een oude steengroeve, loop ik zomaar opeens in de Franse Alpen. Geiten klauteren langs de rotsen, ik hoor het geklingel van hun bellen en het maakt me blij. Gek hoe die bergen en rotsen van zoveel verderop hier levensecht aanwezig zijn. Nog gekker is het dat ik ze niet herkend zou hebben wanneer ik ze niet ook met mij zou dragen. Wonderlijk, hoe de geiten met hun bellen mijn innerlijke landschappen wakker hebben geroepen! Rijk gezegend ga ik verder: in de Alpen van mijn ziel is zojuist een kudde geiten uit Zuid-Limburg losgelaten. |
138. Grotten
Nabij Bemelen geniet ik van het glooiende mergelland met her en der de donker lokkende openingen van grotten. Hierbuiten is het vriendelijk en mooi, maar wat is daar binnen, daar onder, daar beneden? Nog altijd kan ik griezelen van de avonturen van Tom Sawyer en Huckleberry Finn die in een grot de gevaarlijke Indian Joe tegen het lijf liepen. En natuurlijk denk ik aan de jonge David die een slip van Sauls mantel afsneed. Zo is de grot in het lieflijke land een beeld van m’n eigen onderbewustzijn. Durf ik af te dalen en te zien wat daar huist – of blijf ik liever veilig aan de oppervlakte? |
139. Maastricht
Een jaar geleden stond ik op de dijk in Noord-Groningen uit te kijken over de Waddenzee en het was snijdend koud. Nu zit ik bezweet en voldaan aan de oever van de rivier uit te kijken op Maastricht. Het is een schitterende lentedag en de stad toont zich op haar mooist. Het is hier een fijne plek om even stil te staan bij bijna 500 gelukkige kilometers onderweg. Ik zit hier prima in de schaduw en wat terzijde van de stad: ik hoef er niet zo nodig middenin. Terwijl ik geniet van brood en koffie, dwalen m’n ogen langs de boorden van het water. Het zit er bijna op - met een vleugje zoete heimwee stel ik het slot nog even uit. |
140. Een kaarsje
Nog maar net in Maastricht, ontvlucht ik de drukte en vind voor even veiligheid en koelte in een stille, donkere kerk. Ik brand een kaarsje voor geliefden en voor mensen die naar licht verlangen – sta hier even bij ze stil. M’n gedachten cirkelen rond zorgen en verdriet, maar vinden ook hun weg naar diepe dankbaarheid waarin woorden langzaamaan oplossen. Mijn kaarsje is er een van velen; lieve medemensen waren hier voor aandacht en troost. Ik ken ze niet, maar ben toch met hen verbonden. En met al diegenen voor wie hier een kaarsje brandt. Het is rijkdom dat te weten. |
141. St. Pietersberg
In het vlakke land van Pieterburen klinkt ‘St. Pietersberg’ als een hoger doel dat wenkt en lokt. Het voelt goed ‘op te gaan’ naar de top en terug te blikken: daarginds ergens, bijna vijfhonderd kilometer lopen, ligt de Waddenzee waar ik m’n tocht begon. Het oude fort dat hier ooit de stad bewaakte, staat nu te slapen in de warme voorjaarszon. Tsaar Peter de Grote heeft hier nog goedkeurend rondgelopen, bogend op zijn militaire macht. Maar soldaten met zwaard en hellebaard zijn gegaan en toeristen met smartphone en een folder van de VVV zijn gekomen – je móet er geweest zijn! Zou de simpele visser Petrus in dit alles nog zijn eigen naam herkennen? |
142. Nieuwe mogelijkheden
Dwalend over en rond de St. Pietersberg, vind ik einde noch begin van het Pieterpad. Stiekem heb ik me een beetje verheugd op een duidelijke markering: hier is het echt gedaan! Wel stuit ik op het grote routepad Noordzee-Nice - zo’n tweeduizend kilometer waarbij de vijfhonderd die ik gelopen heb opeens wat mager afsteken. Het pad dat ik liep is een stukje van een vele malen groter netwerk. Zo is ons leven: het mag misschien lijken alsof we slechts te maken hebben met de afstand die we afleggen tussen geboorte en dood, maar dat is alleen maar een stukje van de eeuwigheid met altijd nieuwe mogelijkheden. |
143. Compassie
In een park in Maastricht zit een meisje bij een stervende giraffe. Ik weet dat het niet echt is maar het tafereel grijpt me bij de strot. Het meisje heeft haar volledige aandacht bij het dier. Ze strekt haar hand uit, maar lijkt te aarzelen. Wil ze het strelen? Wil ze het haar zegen meegeven? Hoopt ze het met haar liefdevolle aanraking tot nieuw leven te wekken? De tijd staat stil en het park houdt zijn adem in. Dan herken ik in de giraffe Moeder Aarde die zucht onder wat haar wordt aangedaan. Ik zou willen dat het niet echt was. |
144. Hof van Eden
Aan het einde gekomen van het Pieterpad, geniet ik nog een tijdje van het Stadspark dat zich op deze avond in mei voordoet als de Hof van Eden. Met die Hof is het wonderlijk gesteld – je kunt er alleen maar te voet en met aandacht komen. Met je auto of bromfiets mis je het gemakkelijk, ook al rijd je er middenin. Wandelend ben je er soms zomaar onverwacht en dan maakt het niet eens uit wáár je loopt. Tijdens m’n tocht van Pieterburen naar de Sint Petersberg ben ik er vaak geweest. En zie, het was goed! |
|