Mijmerijtjes 101-150
150. Nodiging 149. Zoveel meer 148. Verlangen in Treffort Mairie 147. Ontferming 146. Gevangen engel 145. La Mazarine 144. Veldboeket 143. Ons dagelijks brood 142. Kaarsje 141. St. Willibrordsabdij 140. ‘Urnengedenkpark’ 139. Vroege zomerochtend 138. Moederschoot 137. Grasklokjes 136. Klarenbeekse Beek 135. Violen in de regen 134. Dode mus |
133. Maria (4) 132. Ach God... 131. Wandelaar 130. Rijpen 129. Maria (3) 128. Maria (2) 127. Als een kind 126. Glimlach 125. Het ongeduld van de bruidegom 124. Zacht vertrek 123. Geluk-t! 122. Harde werkers! 121. De werktafel van Anton Pieck 120. Genade 119. Diepe wijsheid 118. Hoeveel monumentjes..? 117. Geworteld |
116. Uitdelen 115. Zó 114. Salomé 113. De akker 112. Volle maan boven de Perelaer 111. Zonder iets te zeggen 110. De vlucht van de Gaai 109. Vrije vleugels 108. Hamlets levenskunst 107. Dagbesteding 106. Verse melk 105. Omkeren 104. Stil aanwezig 103. Grenzeloze taal 102. Jacht in St.Tropez 101. Truckersdag |
150. Nodiging
Ten westen van Monestier-de-Clermont staat Chapelle de la Salette aan het pad langs de bosrand en laat het verkeer van de A51, even verderop, rustig aan zich voorbij gaan. Wanneer ik halt houd en haar in me op sta te nemen, hoor ik haar zachtjes fluisteren: Je hoeft niet altijd maar verder naar beter en meer. Ga toch zitten en neem de tijd om naar binnen te gaan. Zeg een klein gebed voor de wereld of je geliefden, mijmer wat – of ’t best van alles nog: wees stil… ’t Zijn je eigen gedachten, zegt de scepticus. O zeker, is m’n antwoord. Maar zonder de nodiging van de Chapelle zouden ze hier niet in me opgekomen zijn. |
149. Zoveel meer
Wanneer ik een foto maak van het weelderige Franse land, realiseer ik me opeens dat er ook zoveel niet op zal staan. Het dansen van zovele vlinders, het ritselend wegschieten van een zonnebadende salamander, het geluid van m’n wandelschoenen in het zanderige grind, de roep van een groene specht, het zweet op m’n huid en de streling van de wind in een stukje schaduw, het kloppen van m’n hart, de voldane vermoeidheid van alweer een schitterende wandeling… Maar wat ik ook allemaal noem, het leven is altijd zoveel meer dan wat ik tonen en vertellen kan. Wat een rijkdom! |
147. Verlangen in Treffort Mairie
We wijken af van onze wandelroute om de kleine kerk van het bergdorp Treffort Mairie te bezoeken en ons op deze warme zomermiddag te laven aan de sereniteit en de koelte die kerken als deze eigen is. Een houten plaat verspert echter opzichtig de doorgang en een gevoel van gemis bekruipt me. Eeuwig zonde wanneer dit soort plaatsen verdwijnt. Ik kan me moeilijk voorstellen dat er mensen zijn die hier niet bevangen zouden worden door een verlangen naar het mysterie. En wanneer ik me niet verwonderen kon, zou ik het hier willen leren. |
147. Ontferming
Ten westen van Monestier-de-Clermont staat een vervallen wegkruis eenzaam en verlaten tussen het lover. Het lijkt lang geleden dat er een processie naar deze gewijde plek gevoerd heeft of dat er zelfs maar een paar ogen devoot naar deze lijdende Christus hebben opgekeken. Nu stopt er enkel nog een wandelaar om een ogenblik te mijmeren. Maar de natuur ontfermt zich over de gekruisigde, onttrekt hem blad na blad aan het gezicht en haalt hem veilig thuis. |
146. Gevangen engel
Treurend staat een engel bij de kerk van Neufchateau. Er is haar slechts een bescheiden hoekje toegemeten op de hoogte waar ze moeilijk te bereiken lijkt. Ze is gehuld in een somber aandoend rood en mist haar linkerhand. Ik wil naar haar toe om haar te groeten maar er voert geen trap naar boven. Aan de achterzijde van de kerk verspert een roestig hek met hangslot de doorgang. Is het daarom dat de engel treurt – dat wij zelf het ons onmogelijk maken haar goedheid en zegen te ontvangen? |
145. La Mazarine
Tijdens een tussenstop in Neufchateau zit ik op een vroege morgen aan de oever van La Mazarine, een stroompje dat even verderop uitmondt in Le Boudou, een riviertje dat nog weer verderop in de Maas opgaat. Nauwelijks merkbaar stroomt het water hier voorbij en zal in Nederland aankomen, misschien wel eerder dan wij. Want het stroomt naar het Noorden en wij gaan eerst nog naar het Zuiden. We gaan vele wegen in ons leven en soms zelfs helemaal de verkeerde kant op – maar uiteindelijk komen we allemaal thuis. |
144. Veldboeket
De gastvrouw van het vriendelijke huisje waar ik een paar dagen verblijf, heeft veldbloemen geplukt en ze met zichtbaar genoegen in een oude koffiekan in de toch al sfeervolle tuin gezet. Het boeket voert me terug naar de grazige weiden van m’n jeugdland waar ik zo graag bloemen plukte voor m’n moeder. Ze vond ze altijd prachtig en schikte ze zorgvuldig op haar mooiste vazen. Onze goede aarde schenkt ons niet alleen ons dagelijks brood maar ook - en overvloedig - wat het leven kleur, vriendelijkheid en warmte geeft. M’n gastvrouw aanvaardt de gulle gaven dankbaar en geeft ze even gul weer door. Dank, lieve Aarde… Dank, lieve gastvrouw… |
143. Ons dagelijks brood
Het koren staat te rijpen op het veld en toont goudgeel haar volle aren. Ik heb het niet gezien toen de boer zijn voren ploegde. Ik was er niet bij toen hij het graan hier zaaide. Verborgen was het kiemen van het zaad. De oogst zal ook aan mij voorbij gaan, net als het zwoegen in de bakkerij. Maar ’t is hier allemaal aanwezig, in iedere halm en volle aar. Verwonderd kijk ik naar het blonde koren – en dank in stilte voor ons dagelijks brood. |
142. Kaarsje
Wanneer ik bij de ingang van de kloosterkerk een kaarsje aansteek, laat ik me een ogenblik meevoeren door het spel van licht en donker in een fluweelzacht kleurenpalet. Het branden van kaarsjes is een taal vol geheimen, kwetsbaar en krachtig als muziek. De tederheid van het gebaar wordt beschermd door de hardheid van de stenen rondom. De warmte van het flakkerende kaarsje wordt gedragen door het koud aandoende ijzer waarop het rust. Het licht overwint vol van betekenis het duister. Maar zonder dat duister zou het nauwelijks zichtbaar zijn. |
141. St. Willibrordsabdij
Op doorreis stap ik uit de tijd de sobere kloosterkerk van de St. Willibrordsabdij bij Doetinchem binnen voor een uur van aandacht. Niet een van de aanwezige monniken was hier toen ik me 36 jaar geleden voor het eerst tegoed deed aan deze plek van stilte en inkeer. Broeders van weleer liggen begraven op het kleine kerkhof verderop en even leek de gemeenschap zelf op sterven na dood. Maar nieuwe broeders zijn gekomen en bewegen mee in een eeuwenoude traditie – dag aan dag in de eeuwigheid. |
140. ‘Urnengedenkpark’
In de bossen nabij Doetinchem is een ‘Urnengedenkplaats’ aangelegd. Je kunt er de as van dierbare overledenen begraven. In hemelsnaam, geliefden, doe me dat nooit aan! Ik wil niet opgesloten worden in een roestvrijstalen kruik onder de grond. Laat me stromen met het water, laat me leven in de bloemen en de bomen, laat me drijven met de witte wolken langs de blauwe lucht… Hoor me in het ruisen van de wind, in het murmelen van de beek. Zie me in de stralen van de zon. Voel me in het kloppen van je hart. |
139. Vroege zomerochtend
De vroege zomerochtend is rijk aan geschenken die om niet worden uitgedeeld aan wie ze maar ontvangen wil. De nog koele lucht streelt aangenaam en zonder aanzien des persoons het pas ontwaakte lijf. Nevel hangt sereen boven de velden en gunt de argeloze voorbijganger een blik in de eeuwigheid. Wie kan zoveel schoonheid bevatten zonder te huiveren? Wie kan begrijpen dat zij er is – ook als er geen hond naar haar omkijkt? |
138. Moederschoot
Blommetjes spreiden zich naar het licht en schenken hun bescheiden maar krachtige palet aan wie het zien wil. Vorig jaar bloeiden ze hier ook maar ik was ze helemaal vergeten terwijl ze sliepen in de schoot van de aarde. Nu staan ze samen met de viooltjes van dit jaar te vertellen van de goedheid van het leven. Als Moeder Aarde zoveel moois voort kan brengen, waarom zou ik mijn lijf en leden dan niet zonder zorgen aan haar toevertrouwen? Zij heeft mij trouwens al eens voortgebracht. |
137. Grasklokjes
De magnolia in onze tuin bloeide dit jaar voor het eerst met vele trotse bloemen. Nu brengt het grasklokje de jonge heester tot onverwachte bloei. Fier staan de blauwe klokjes op hun superslanke stelen. We hebben ze gepoot noch gezaaid – ze zijn zelf aan komen lopen. Bijna had ik het steeds hoger wordende gras als onkruid van z’n plaats gerukt maar wachtte toch nog even af. Nu kijk ik met verwondering naar die hoge dunne stelen waardoor de plant op onbegrijpelijke wijze hier en daar wel zeven klokjes naar boven heeft gehesen. Hoe flikt dat gras zo’n kunstje? |
136. Klarenbeekse Beek
Vanuit m’n achterdeur ga ik aan de wandel. Verse boterhammen en een thermosflesje koffie in de rugzak – wie doet me wat op deze mooie dag? Door het park en langs het Apeldoorns Kanaal geniet ik me een weg naar Klarenbeek. Vaak heb ik hier gefietst maar te voet zie en ervaar ik toch weer meer. Wanneer ik de Klarenbeekse Beek blijf volgen waar dat met de fiets niet gaat, kom ik bij een houten brug over het klare water. Zo vaak ben ik even verderop langsgekomen maar nog nooit stond ik hier op deze plek naar de brug te kijken. Aan hoeveel schoonheid ga ik vaak – zonder het te weten – voorbij? |
135. Violen in de regen
Het staat al een tijdje te regenen als ik op het idee kom de violen onder het beschermend afdak vandaan te halen en ze te laten drinken. Ik zet ze op het terras onder de natte hemel en zie hoe de blaadjes trillen wanneer ze aangeraakt worden door de milde regen. Het doet ze zichtbaar goed. Zelf zit ik onder het beschermend dak en blijf plezierig droog. Hoeveel risico’s heb ik schijnbaar uitgebannen, hoeveel aangename zekerheden ingebouwd? De violen staan fris in de regen en bewegen mee op het ritme van het leven dat zij drup voor drup ontvangen. |
134. Dode mus
Daar lig je dan, zomaar op het voetpad. Het scheelde weinig of ik was bovenop je gaan staan. Nu kniel ik even bij je neer en zie de veertjes van je dode lijfje zacht bewegen in de wind. Wat heeft je hier gebracht? Wat heeft je hier gestopt? Wat heeft je hier tot zwijgen gebracht – zo midden in de lente? Iets van je vleugelslag, iets van je speelse wendbaarheid, iets van je onbekommerd tsjilpen, iets van je tere vogelzieltje, wil ik behoedzaam tot me nemen en koesteren. Ik zal je wakker roepen in de vlucht van vogels in de blauwe lucht en leven zul je eindeloos in hun gezang. Lief, klein vogeltje, kom en vlieg onmerkbaar met me mee… |
133. Maria (4)
Vrouwe van Altijddurende Bijstand word je ook wel genoemd. Al bijna 2000 jaar moet je de zorgen delen van al die mensen die naar je toekomen, moet je hun eindeloze litanie aanhoren van teleurstelling, ziekte en dood. De leegte van vertrokken geliefden moet je opvullen. De nood om kinderen die andere wegen gingen, moet je lenigen. De pijn om te vroeg gestorvenen moet je verzachten. De wonden van al die hunkerende mensen moet je verzorgen. Het verlangen van al die mensenkinderen moet je vervullen. Altijddurende Bijstand wordt tot in eeuwigheid van jou verwacht. Je krijgt er plastic bloemen voor terug. |
132. Ach God…
Hoeveel namen heeft men u gegeven? Hoeveel daarvan zijn voor de enig juiste gehouden? In hoeveel vormen heeft men u gedwongen? Hoeveel kleuren heeft men u gegeven en hoeveel zijn u afgenomen? Voor hoeveel wagens heeft men u gespannen? Hoeveel regels, hoeveel wetten zijn zogezegd door u gegeven en verordineerd, hoeveel straffen uitgedeeld? Hoeveel oorlogen zijn in uw naam gevoerd, hoeveel doden gevallen, hoeveel van uw kinderen vermoord? Op het veld kom ik u tegen zoals zo vaak verbeeld: een wijze grijsaard, omgeven met stralen van heiligheid en macht. Ach God, voelt u zich soms niet eerder als een dode vlieg, gevangen in het web van onze dwingende gedachten? |
131. Wandelaar
Loop maar, wandelaar en trek je eigen voren. Loop maar, wandelaar en laat je zacht bekoren, door het trage heuvelland. Loop maar, wandelaar, tot de stilte je kan horen, Loop maar, wandelaar en wordt opnieuw geboren, in het trage heuvelland. Loop maar, wandelaar, kom los van plaats en tijd, Loop maar, wandelaar, los op in eeuwigheid, boven het trage heuvelland. |
130. Rijpen
Tijdens een lange wandeling door het glooiende landschap van de Voerstreek, doorkruisen we vele boomgaarden die in deze tijd van het jaar in bloei staan. Wat een schitterend idee om appels en peren te laten beginnen met zulke lieflijke bloemetjes! Het roze en wit van de appelbloesem doet denken aan de teerheid van pasgeboren baby’s. In het bijna uitgebloeide wit van de perenbloesem vallen al miniatuurpeertjes te herkennen. Op zo’n plek geboren te mogen worden, op zo’n plek in alle rust te mogen rijpen – dat moet wel prachtige en heerlijke vruchten opleveren. Wij mensen laven ons alleen in het voorbijgaan even aan de rust en de schoonheid van plekken als deze. Wij moeten altijd weer onze weg vervolgen om te kunnen rijpen. |
129. Maria (3)
Net buiten Sint-Martens-Voeren kom ik je heel anders tegen. Alsof de maker van dit beeld je heeft willen verlossen van al die vrome plechtstatigheid waarin je niet meer ademen kon en je terug heeft willen geven aan jezelf. Hier mag je weer het meisje zijn dat je was vóór de kerk zich meester van je maakte. En kijk, Jezus is je dochtertje en helemaal jouw kind! Geen stichtelijke maar lieve woorden staan er bij je beeld: ‘Lief Vrouwke, ik kom niet om te bidden maar om een poosje bij u te zijn. Ik heb u niets te geven, niets te vragen, deze dag. Ik bezit alleen de vreugde dat ik u bekijken mag.’ Méér respect voor jou heb ik zelden gezien. |
128. Maria (2)
Ooit hebben ze je hier langs de weg een plaats gegeven met je rug tegen het traliehek. Het lijkt erop of ze al enige tijd geen aandacht meer aan je hebben besteed. Met je handen op je hart kijk je bezorgd de wereld in. In ijzer hebben ze je gevangen, in dogma’s vastgezet en gemaakt tot wat je nooit geweest bent en nooit wezen zal. Is dat het waarom je je hart vasthoudt? Wil je beschermen wat men van je nemen zal? Het kind dat je baarde? Het vlees en bloed van je vrouwelijkheid? (Het eerste mijmerijtje over Maria vind je onder nummer 97) |
127. Als een kind
Twee mannen spelen kleurrijk met het licht. Als motten aangetrokken door een lamp en volledig in beslag genomen door het wonder – zo heeft de kunstenaar ze hun plaats gegeven tegen een betoverende lucht. Alles wat ze normaalgesproken als volwassenen doen en waarmee ze hun burgerplicht vervullen is opgelost nu ze weer even kind mogen zijn en enthousiast hun spel van licht en schaduw spelen: kijk eens…! Is er een betoog, een overweging of mijmering denkbaar die deze oproep, te kunnen zijn als een kind en zo waarachtig mens te zijn, zelfs maar benadert? (Schilderij van Hans Leijerzapf) |
126. Glimlach
Wanneer de lente duidelijk voelbaar en zichtbaar geworden is, plant ik violen in de put in onze tuin – een jaarlijks terugkerend ritueel waarmee ik de zachte krachten dankbaar verwelkom. Uit de ontwaakte wintergrond woel ik de resten van voorbije tijden los en voel in m’n wroetende vingers hoezeer de aarde verlangt te ontvangen om belangeloos en zonder rekening te kunnen geven. Rond als de put is de cirkel van het leven; eindeloos de dans van loslaten en opnieuw geboren worden. Nauwelijks merkbaar glimlacht de Boeddha als ik de violen poot en water geef. |
125. Het ongeduld van de bruidegom
Het is al dagen grauw en kil terwijl regen in sluiers uit donkere wolken over de aarzelende wereld hangt. De lente laat nog op zich wachten, misschien als een bruid die talmt omdat ze zich extra mooi wil maken voor haar geliefde. Maar dan opeens worden donkere gordijnen opzijgeschoven en komt de zon stralen tevoorschijn. De wind ritselt door verdorde bladeren van het afgelopen jaar en vertelt als altijd van de oerkracht van het leven die liefde heet – ik neem zo weinig de tijd om haar woordeloze fluisteren te verstaan. Het probleem is niet dat de wereld zich niet altijd in schoonheid toont. Het probleem is dat ik momenten van genade vaak zo achteloos aan mij voorbij laat gaan terwijl ik verlangend uitkijk naar méér. |
124. Zacht vertrek
De laatste sneeuw ligt smeltend in de tuin. Ze was met enthousiasme gekomen en had het land haar smetteloze kleed geschonken. Kinderen hadden met haar geravot en zelfs was hier en daar een volwassene ontdooid – onstuimig sneeuwballen gooiend als ooit. Nu ligt de laatste sneeuw te smelten in de tuin en rondom haar verdwijnt ook het vocht van de stenen. Zonder spoor van protest in een natuurlijke, stille overgave aan wat was, is en zijn zal. Maar niets van waar haar kleed van was geweven is voorgoed verdwenen. Alles stijgt op en danst een nauwelijks zichtbare dans van zich steeds vernieuwend leven - om weer neer te dalen en opnieuw het land te voeden. Zo te mogen vertrekken… |
123. Geluk-t!
Zonder de zon was het niet gelukt. Zonder de wind die de wolken verwaaide, was het niet gelukt. Zonder het draaien van de aarde was het niet gelukt. Zonder de muur was het niet gelukt. Zonder de glas-in-loodramen was het niet gelukt. Zonder de glazeniers was het niet gelukt. Zonder de metselaars was het niet gelukt. Zonder de steenfabriek was het niet gelukt. Zonder de architect was het niet gelukt. Zonder al die bouwlieden was het niet gelukt – en zonder hun ouders ook al niet. Zonder zoveel en zovelen was het niet gelukt. Maar in het oude schoolgebouw spatten de kleuren toch echt van de muur als puur geluk. |
122. Harde werkers!
Toen ik vanmorgen, nog door het donker en gehinderd door wervelende sneeuwvlokken naar school ploeterde, was ik aanvankelijk vooral met mezelf bezig. Ik wou dat ik alvast op school was en met een mok dampende koffie in m’n lokaal zat! Ik trapte stevig door en was al even op weg toen me pas opviel hoe goed begaanbaar het fietspad was in deze barre omstandigheden, en het volgende fietspad, en de weg, en nog een weg… Er moest hard gewerkt zijn in de nacht toen ik nog nietsvermoedend lag te slapen. Vanmiddag, op weg terug naar huis, zag ik er eentje rijden: zo’n tractor met strooiwagen. Ik maakte snel een foto voor dit stukje. Want het moet maar eens gezegd: Dankjulliewel, harde werkers van de weg – we zijn jullie dankbaar! |
121. De werktafel van Anton Pieck (1895-1987)
In Hattem sta ik in zijn eigen museum een tijdje te dromen bij de werktafel van Anton Pieck. Een beetje jammer vind ik het dat zijn stoel zo netjes aangeschoven staat: had ie wat schuin weggedraaid gestaan dan zou het er helemaal uitgezien hebben of hij ieder moment terug kon keren naar zijn werk. De eenvoud en de ordening bevallen me verder bijzonder goed. Ze duiden op de enorme discipline waarmee Pieck gewerkt heeft. Of beter gezegd: op de grote liefde waarmee hij altijd weer scheppend bezig móest zijn. Dankjewel lieve kunstenaar, voor de eindeloze reeks tekeningen en prenten waarmee je de verbeelding van zoveel kleine en grote mensen vleugels hebt gegeven – en nog altijd geeft. Dankjewel voor je rustig en bedaard vasthouden aan de lieve wereld waar je in geloofde! Bijna hoor ik het zachte krassen van een potlood van vele jaren her. De stoel staat misschien toch goed zo. |
120. Genade
Terwijl ik zit te lezen in de stilte kamer waar de oude klok de tijd langzaam verzet, breekt onverwacht het felle zonlicht door de grijze wolken, betovert mijn handen en maakt onbekende landschappen zichtbaar in het reliëf van het papier. Wil het licht me wijzen op diepten waar ik tot nu toe aan voorbij ging? Me uitnodigen te gaan waar de schrijver ooit ging? Woorden van bijna honderd jaar geleden, van een schrijver meer dan vijftig jaar geleden al gestorven, komen tot nieuw leven, dansen in het winterlicht en spellen speels het woord genade. |
119. Diepe wijsheid
Terwijl het buiten donkert, daal ik af in deze sfeervolle kelder vol van innerlijke beschaving. Ik vind er Krishnamurti, Inayat Khan, Hermann Hesse, Kahlil Gibran, Rabindranath Tagore, Thomas Mann en zovele anderen. Stikgelukkig laaf ik me aan deze verstilde ruimte met al die zoekers naar de geheimen van onze menselijkheid, naar wijsheid en liefde. Bijna ongemerkt vloeit de ruimte ineen met die van mijn ziel – er is geen binnen of buiten meer – en ik ben thuis. |
118. Hoeveel monumentjes..?
In Aalten sta ik even stil bij een monumentje. Drie kinderen speelden hier op 4 april 1945 een onschuldig spel met iets dat ze gevonden hadden. Het was kort na de bevrijding aldaar en de toekomst ging voorzichtig weer open. Maar het ding ontplofte en de broertjes Wim en Henk Schenk (8 en 6 jaar) en vriendje Wim Wisselink (5 jaar) overleefden het niet. Ach lieve kinderen van toen, in wat voor wereld werden jullie welkom geheten? Ach lieve kinderen van nu, wat voor wereld hebben wij, met al onze goede bedoelingen en ons grote verstand, voor jullie geschapen? Wanneer ik verder fiets, denk ik aan de kinderen van Aleppo en de schrik slaat me om het hart. Hoeveel monumentjes zullen ooit nodig zijn om ook maar iets te zeggen van wat niet te zeggen valt? Ach lieve kinderen… |
117. Geworteld
Kijk, zo doet die boom dat: stevig met z’n wortels in de grond, daar waar hij thuis is. Hij haalt zijn neus niet op voor de zwarte aarde. Hij aarzelt niet het leven op te zuigen uit de rulle grond. Daarom kan hij fier rechtop staan in de straffe wind. Daarom wordt hij niet zomaar onderuit geblazen. Mooi om zo geworteld te zijn – mijmer ik terwijl ik verder ga. Altijd weer verder |
116. Uitdelen
Ach lieve bloem van eind november, wat bezielt je toch om je tere kopjes nu nog buiten je knoppen te steken? Hoe groot moet je drang te leven wel zijn dat je er zelfs in deze vrieskou gehoor aan geeft? Zeker een half jaar is het geleden dat ik je hier je plaatsje gaf. De lente was goed op dreef en de grote zomer moest nog komen – de lucht was vol beloften. Hoeveel bloemen, hoeveel kleur, hoeveel leven heb je sindsdien gegeven? Hoe weinig heb je daarentegen al die tijd van mij gehad. Nu en dan een tevreden blik. Een vage groet in het voorbijgaan. Een scheut water die niet altijd op tijd kwam: ‘staat die plant alweer bijna droog..?’ Nu hang je daar in het stervende licht van november en deel je jezelf langzaam maar zeker uit. |
115. Zó
In de sfeervolle Evangelisch Lutherse kerk van Kampen geniet ik van harpmuziek. Een meisje beroert met gracieuze gebaren de snaren en ik laat me betoveren door haar zoete tonen die als levenslustige vlinders door de ruimte dartelen. Boven haar hoofd zie ik in het hoge kerkraam engelen bazuinen steken – de beelden mengen zich moeiteloos met de hemelse muziek van de harp. Dan herken ik Mozes in het glas in lood, in zijn handen de stenen tafelen met Hebreeuwse tekens als moeilijk te doorgronden notenschrift. ‘Zo spreekt de HEER’ staat er in het raam geschreven – wie herkent die woorden nog? Ik kijk weer naar het meisje en haar handen; zie en hoor hoe muziek geboren wordt en mijmer ‘Ja, zó doet hij dat…’ |
114. Salomé
Een hoofd stond zomaar op de tafel. Het stond in stilte in de zon. Het trof me, dat hoofd, en ik moest er wel naar kijken. Het was wat gehavend en de blik leek ernstig alsof het wist van dingen waar het liever niet van spreken wilde. Het protesteerde niet toen ik het oppakte en verplaatste naar de bloemen en de vruchten van de herfst. Wie heeft haar hoofd hier laten staan? Wie was misschien te lang gevangen in verstikkende gedachten, van niet en nee en nog eens nee? Danst zij nu, haar hoofd verloren, gelukkig rond tussen vallende bladeren en sluiers van mist in een stervend seizoen? |
113. De akker
De boeren zijn gekomen met hun ploegen en legden haar verlangen bloot. Ze ligt gereed maar stelt geen vragen. Ze ligt daar maar, ontvangt en geeft. Jaar op jaar schenkt zij haar gaven, eeuw na eeuw is zij ons trouw. De akker ligt hier stil te wachten op het zaad van volgend jaar. Dank je, dank je goede aarde, voor ons daaglijks brood |
112. Volle maan boven de Perelaer
Binnen brandt de kachel en ik ben doortrokken van een zachte gloed die diep tevreden stemt als ik nog even naar buiten loop voor een korte avondwandeling. De volle maan is aan haar reis langs de nachtelijke hemel begonnen en betovert samen met langgerekte nevelflarden het verstilde land. Van een boerderij klinkt voor enkele ogenblikken helder en klaar de roep en het lachen van een paar jongelui. In een stal verderop loeit een koe. Het deert de serene rust die hier hangt niet. Van de wereld is weinig meer overgebleven dan wat zachte contouren en een paar geluiden hier en daar. Gek eigenlijk dat juist dan de ervaring van het mysterie van het leven zo rijk en veelzeggend kan zijn. |
111. Zonder iets te zeggen
Zo vaak al was ik in de tuinen van het leven maar nooit eerder zag ik jou, zo stil gebogen bij de vijver. Vergroeid ben je met je plaats bij de fontein die zacht met jou vertrouwde klanken spreekt. Je leest de tekens van het stervende seizoen in het huiverende water. De jaren hebben je een kleed van mos geweven voor de winter die komt. De tijd heeft je scherpe trekken zacht gemaakt Zonder iets te zeggen vertel je zoveel. |
110. De vlucht van de Gaai
Tijdens een fietstocht kruiste een Vlaamse Gaai m’n pad. In mijn beleving uit het niets, kwam het dier met hoge snelheid rakelings voor mij heen en scheerde zijdelings en met een scherpe bocht tussen een paar bomen en een elektriciteitshuisje weer weg uit m’n blikveld. De vlucht getuigde zowel met sierlijkheid als met snelheid en precisie van een onvoorstelbare vaardigheid. Het kan nooit langer dan een halve seconde geduurd hebben, maar op dat ogenblik bestond ik niet zoals ik mijzelf gewoonlijk ervaar. Ik wás die vogel en voelde de sensatie van die snelle vlucht opspringen in m’n buik. Het was maar even. Maar het was fantastisch! |
109. Vrije vleugels
Dag boodschapper van wat licht en goed is, wat doe je daar toch bij dat slot? Was jij het die ons ooit de toegang tot wat verloren ging versperde? Ben je hier omdat er altijd nog verboden grond bestaat? Of ben je moe van al die zelfgekozen grenzen? Treur je stil om hopeloos gesloten deuren voor elkaar? En keer je je nu af van wat potdicht zit en wijs je ons op eigen vleugels? |
108. Hamlets levenskunst
Op uitnodiging ben ik met mijn boeken op creatieve ‘Boerderij Werdandit’ van Sytske Nijland)* nabij Zwolle. Ik mag voorlezen ‘uit eigen werk’, vertellen over mijn schrijverij en desgewenst boeken signeren. Het is een prachtige nazomerdag en ik ben in m’n nopjes met een fijne plek onder de bomen. Nog maar net heb ik me geïnstalleerd of een aardige mevrouw komt in mijn richting gelopen. ‘De eerste belangstellende!’ denk ik verheugd. Maar de vrouw loopt me met een groet voorbij en gaat naar het varken dat even verderop in de zon ligt te luieren. Ze begroet hem met een enthousiast ‘Hoe is het Hamlet?’ en begint het dier te kroelen. Hamlet heeft geen boeken geschreven en doet verder ook niets om gunsten te ontvangen. Ik had nooit gedacht nog eens een lesje levenskunst van een varken te krijgen… |
107. Dagbesteding
Ik ben even neergestreken op een bankje bij jachtslot St. Hubertus op de Hoge Veluwe en kijk uit over de weide en de grote vijver. Op gepaste afstand maar recht voor me heeft een stelletje zich neergevlijd in het gras – ze ravotten en knuffelen wat. Een gezinnetje fietst voorbij en een meisje van een jaar of zeven steekt trots haar hand naar me op: kijk eens hoe ik fiets! Dan hoor ik het geluid van geweervuur, geratel van schoten in de verte. Het zal om een militaire oefening gaan. Er zijn veel manieren om een mooie dag als deze te besteden. |
106 Verse melk
Tijdens een van mijn tochten word ik getrakteerd op een zeldzame optocht: koeien op weg naar de stal om gemolken te worden, kruisen mijn pad. Op het vertrouwde geluid van hun poten door ’t gras en bij hun onmiskenbare koeiengeur droom ik terug naar mijn kindertijd, sta weer vol verwondering naast mijn vader die, zittend op een krukje, de verse melk in zijn emmer laat stralen, zijn hoofd geruststellend tegen het grote koeienlijf gebogen. De boer en de boerin komen achteraan, hun koeien drijvend zoals je je kinderen maant. ‘Fijn dat u even wilde wachten’ zegt hij. ‘Ach, ik drink graag melk’ verklaar ik. En besef hoeveel zicht op wat leven is, verloren is gegaan achter een industriële horizon. |
105. Omkeren
Hoog tegen de blauwe zomerlucht trekken straaljagers hun witte sporen. Maar anders dan anders niet in strakke rechte banen maar in frivole patronen. Het zal om oefeningen gaan. Toch denk ik liever aan een vrolijk spel daarboven aan de hemel waar winnen of verliezen er niet meer toe doet. Of hebben de piloten zich bedacht? Willen ze niet langer gehoor geven aan de roep om wraak en oorlog? Hebben ze het hemelsblauw verstaan en restte er niets meer dan om te keren? |
104. Stil aanwezig
in de koelte van de zomerochtendtuin mag ik het leven weer begroeten op het kussen onder de jonge boom me mee laten voeren in de rijkdom van de stilte uit kleine tekens op papier de stem verstaan van Kahlil Gibran profeet van honderd jaren her en duizend mijlen ver hier zó als vriend aanwezig in een zachte bries mag ik mezelf verheugd verliezen en opstaan in de dag |
103. Grenzeloze taal
In de zomeravondtuin komt de drukte van de dag langzaam tot tevreden zwijgen. Met behoedzame handen opent de jonge minstreel op zijn harp voor ons de hemel. Onze ziel hoeft zich niet langer te verbergen. Gedreven gunt hij ons een blik in zijn dromen: 'Muziek is een taal zonder grenzen.’ Hoe bedreigend is de liefde van de kunstenaar voor de man belust op macht? Hoe bang moet de dictator zijn voor muziek die elke verdediging op laat lossen en zijn hart kan openen? Hoeveel angst voor wat hem redden kan vreet hem van binnen op? (Met dank aan Remy van Kesteren, in de Levenstuinen bij Teuge, donderdagavond 8 september 2016) |
102. Jacht in St.Tropez
Zomaar ergens onderweg ben ik even afgestapt bij een bankje, verscholen tussen de bossages. Ik schenk mezelf een koffie in, eet vers knapperig brood en snoep van boterkoek, gekregen van een collega. Er fladderen vlinders. Een libelle snort voorbij. In de verte klinkt het hoge geluid van een stoomtrein. Van dichterbij komt de roep van een roofvogel. Het had alles bij elkaar niet mooier kunnen zijn op een jacht in St.Tropez, zo mijmer ik tevreden. |
101. Truckersdag
Luid toeterend rijdt een bijna eindeloze colonne vrachtwagens met knipperende lichten door de stad. Overal staan en zitten mensen langs de route om de truckers en vooral hun stralende passagiers toe te zwaaien. Zoveel mensen die zich belangeloos inzetten om hun medemensen het geschenk te geven van: wij zijn blij met jou! – en daar geluk aan beleven… Is dat geen uitbundig bewijs voor de fundamentele goedheid van de mens? |